Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Toerekening

betekenis & definitie

is een juridisch begrip in de Verbondsleer. Adam is Bondshoofd in het Werkverbond en Christus in het Genadeverbond.

De zonde die Adam bij het proefgebod bedreven heeft, wordt al zijn nakomelingen toegerekend, als hadden zij die zonde persoonlijk gedaan. We lezen in Rom. 5:12 „gelijk door één mensch de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.” Dat de zonde van Adam allen menschen wordt toegerekend leert datzelfde hoofdstuk verder zeer duidelijk in vs 15—19, vooal in vs 19 waar we lezen: „gelijk door de ongehoorzaamheid van dien éénen mensch velen tot zondaars gesteld zijn geworden.” Men pleegt dit veelal duidelijk te maken door dit beeld, dat als een koning aan een ander land den oorlog verklaart, al zijn onderdanen gerekend worden in hun koning aan de vijandelijke natie den oorlog verklaard te hebben.Maar niet alleen in het Werkverbond, óók in het Genadeverbond is de leer der toerekening van de grootste beteekenis. Deze wordt zeer klaar en duidelijk uiteengezet in antwoord 60 van den Heidelbergschen Catechismus: dat God mij „de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gekend noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, in zoover ik zulk een weldaad met een geloovig hart aanneem.” Dit is geheel overeenkomstig de Heilige Schrift, die zoowel in het Oude als in het Nieuwe Testament deze toerekening leert. De schuld van Adam en de gerechtigheid van Christus wordt toegerekend aan allen die in hun Bondshoofd begrepen zijn. Voor de toerekening van Christus’ gerechtigheid is het voldoende te verwijzen naar Rom. 4 : 5; 5 : 6, 15-19; 2 Cor. 5 : 21.

Zij die vijandig staan tegenover de Gereformeerde waarheid, brengen altoos ernstig bezwaar tegen deze leer van de toerekening in, maar zij staan met hun opvatting tegenover de Heilige Schrift. Het bezwaar dat zoo van Roomsche als van Ethische zijde hier tegen wordt ingebracht komt hoofdzakelijk hierop neer, dat deze toerekening dan louter een fictie is, dat iemand in Adam schuldig wordt gerekend die het niet wezenlijk is, en dat iemand in Christus rechtvaardig wordt gerekend die het niet wezenlijk is. Maar hier is verwarring van begrippen, want met de toerekening van schuld en gerechtigheid staan we op juridisch terrein, het betreft dan onze staat voor God. En met het persoonlijk of wezenlijk zondig of gerechtig zijn bevinden we ons op het terrein van het ethische leven. Men mag niet zeggen, zooals onze tegenstanders doen, dat als God een goddelooze rechtvaardig rekent (Rom. 4:5) deze toerekening van Christus’ gerechtigheid een fictie is die buiten de realiteit van het leven omgaat, want dit is niet waar. De toerekening is een juridische daad Gods, een rechterlijke uitspraak die juist voor de realiteit van de grootste beteekenis is.

Als een Adamskind schuldig wordt gerekend in het gericht Gods, dan wordt hij voor eeuwig veroordeeld, en als aan een uitverkorene de gerechtigheid van Christus wordt toegerekend dan wordt hij in het gericht Gods vrijgesproken. Deze toerekening is dus in verband met veroordeeling of vrijspraak geen fictie, maar volle realiteit. Maar men moet de realiteit van het jurische niet verwarren met de realiteit van het ethische. De toerekening van Adams schuld of Christus’ verdienste heeft rechtsgevolgen, en die rechtsgevolgen zullen openbaar worden op den dag des oordeels als het groote gericht gehouden wordt.

Opmerking verdient voorts, zie antwoord 60 Catechismus, dat niet alleen de gerechtigheid maar óók de heiligheid van Christus aan de Zijnen wordt toegerekend. Deze dubbele toerekening heeft tweeërlei rechtsgevolg,

1°. dat de geloovige in Christus voor God rechtvaardig, vrij van schuld is,
2°. dat de geloovige door Christus een erfgenaam van het eeuwige leven is.

Het eerste op grond van de lijdelijke gehoorzaamheid, het tweede op grond van de dadelijke gehoorzaamheid van Christus.

< >