Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Thimna

betekenis & definitie

In het Oude Testament wordt melding gemaakt van drie wel te onderscheiden plaatsen, die den naam Timna (minder juist Timnath) gedragen hebben.

1°. De eerste wordt Joz. 15 : 57 genoemd als aan Juda toegewezen en maakte deel uit van de groep Maon en Karmel, wat ons brengt in het gebied ten Zuiden van Hebron. Het kan dus niet geïdentificeerd worden met het huidige Tibnè ten Westen van Bethlehem. Dat het bedoeld zou zijn in Gen. 38 : 12—14 is niet waarschijnlijk. Het verhaal zelf brengt ons veel Noordelijker, waarschijnlijk naar
2°. Timna, dat in Joz. 15 : 10 genoemd wordt naast Beth-Semes. Dat heeft derhalve gelegen aan de Noordelijke grens van Juda, waarschijnlijk op de Zuidelijke helling van het dal van Sorek (m.a.w. het huidige Tibnè in de wadi Sarar), de kortste weg om van Judea naar Filistéa te komen. In Joz. 19 : 43 wordt het aan Dan toegekend, maar uit Richt. 14 : 1 blijkt, dat het in den Richterentijd in de handen der Filistijnen was. In de dagen van Achaz wordt het met andere plaatsen door de Filistijnen heroverd (2 Kron. 28 : 18) en in 701 wordt het door Sanherib ingenomen kort na den slag bij Eltëkë.
3°. Het derde Timna staat bekend als Jozua’s woonplaats, waar hij ook begraven is (Joz. 24:30, Richt. 2 : 9). Nu komt er hier altijd een nadere bepaling bij: Timnath-Chères (Richt. 2 : 9) of Timnath-Sèrach (Joz. 19:50, 24:30). Het eerste alleen geeft een zin: het zorfne-Timna, wat dus een herinnering inhoudt aan een bekende vereering van den zonnegod. Timnath-Sèrach geeft geen zin. Maar nu is Sèrach het omgekeerde van Chères. Waarschijnlijk staan we hier dus voor een opzettelijke naamsverandering. Men wilde Jozua’s naam niet verbinden aan dien van een plaats, waar vroeger dergelijke heidensche practijken in eere waren. Waarschijnlijk is het het huidige Tibnè in het oude gebied van Efraïm, ten Noord-Westen van Bethel, waar interessante graven zijn gevonden.

Misschien mogen we hiermede ook identificeeren het Tamnatha van 1 Macc. 9 : 50 en het Thamna van Flavius Jozefus en Plinius, in het toenmalige district van Lydda aan den weg naar Jeruzalem.

< >