668—690, zevende aartsbisschop van Canterbury, geboren circa 602 in Tarsus, studeerde te Athene en verwierf den bijnaam van „de filosoof”. In 667 kwam hij in Rome en werd door paus Vitalianus voor den stoel van Canterbury bestemd.
Op 26 Maart 668 werd hij gewijd. Hij vond in Canterbury slechts drie bisschoppen, hield in 673 een synode te Hertford, waar de bevoegdheden der bisschoppen, priesters, kloosters en leeken werden vastgesteld, en waar de Roomsche discipline ingevoerd werd.
Daarop ging hij naar York, en wijdde nog drie nieuwe bisschoppen. Wilfried protesteerde daartegen bij paus Agatho.
Deze oordeelde op een synode te Rome wat Theodorus deed voor niet goed. Deze bekommerde zich daarover niet.
Theodorus stichtte vele kloosters en hij beoefende de wetenschap. Beroemd is hij geworden door zijn Poenentiale en Canones.