Een Atheensch veldheer en staatsman, zoon van Neocles (514—449). Van zijn jeugd is weinig meer bekend dan de geheel onbewezen blaam van verregaande losbandigheid.
Hij had groote gaven. Door eerzucht en vaderlandsliefde gedreven trad hij te Athene aan het hoofd der volkspartij.
Na de verbanning van Aristides (483) zette hij zijn plannen door. Aan zijn optreden had Griekenland zijn onafhankelijkheid te danken.
In den tweeden Peloponesischen oorlog behaalde de Atheensche vloot onder bevel van Themistocles bij Salamis de overwinning (480). Daardoor werd hij de redder van Griekenland.
Toen hij op het toppunt van zijn roem geklommen was, werd hij door Cimon bij het volk verdacht gemaakt. Nu werd hij verbannen door het ostracisme (471) naar Argos.
Ook daar door laster achtervolgd, vluchtte hij naar Corcyra en vandaar tot Admetus, den koning der Molossiërs in Epirus en ten laatste, toen hij in Europa nergens meer veilig was, tot koning Artaxerxes, wiens vertrouwen hij won. Hij stierf op 65-jarigen leeftijd te Magnesia, óf tengevolge eener ziekte óf tengevolge van vergif.