komt in het Oude Testament voor als een overzeesch land (Jes. 23 : 6 en 66: 19), waar men heen vaart van uit Jaffa (Jona 1 : 3), dus over de Middellandsche en niet over de Roode Zee. Onder de handelswaren van Tarsis wordt vooral zilver genoemd, voorts ijzer, tin en lood (Jer. 10 : 29; Ezech. 27 : 12).
Deze gegevens passen op Tartessus in Spanje. Het lag volgens Herodotus buiten de zuilen van Hercules, d. w. z. ten Westen der Straat van Gibraltar, dus aan den Atlantischen Oceaan.
Volgens Strabo droeg de rivier Baetis (thans: Guadalquivir) den naam Tartessus, evenals een stad en het omliggende gebied in haar delta. Ook plaatsen bij andere antieke schrijvers pleiten ervoor, dat we Tarsis hebben te zoeken in het latere Andalusië.Tarsis wordt in Jes. 23 beschouwd als een Tyrische kolonie. Reeds koning Salomo had aan de Tyrische scheepvaart naar Tarsis deelgenomen (1 Kon. 10 : 22; 2 Chron. 9 : 21). De bewoners worden in Gen. 10:4 tot Javan gerekend, dus tot de Grieken. Ongetwijfeld was de bevolking van deze vermaarde handelsstad zeer gemengd.
Men neemt aan, dat de uitdrukking „Tarsisschepen” ook wel in ruimeren zin wordt gebruikt voor groote schepen, die verre reizen ondernemen, b.v. in 1 Kon. 22 : 49, Ps. 48 : 8, Jes. 2 : 16 en 60 : 8. Bij zulke teksten moet de exegese onderzoeken, of het al dan niet waarschijnlijk is, dat we aan de vaart naar Tarsis in eigenlijken zin hebben te denken.