Hoe het Christendom in Spanje gekomen is, is niet met zekerheid te zeggen. De volkssage sinds de 9e eeuw noemt Jacobus den apostel van Spanje en martelaar in Compostella.
Misschien is Paulus in Spanje geweest (Rom. 15 : 28). Omdat de eerste sporen van het Christendom in het Zuiden gevonden worden, meent men, dat het Christendom van Noord-Afrika in Spanje gekomen is.
Toen de Romeinsche rijkskerk zich begon te ontwikkelen vond men in Spanje vier provinciën t.w. Tarraco, Nieuw-Carthago, Hispalis en Bracara.
De inval van de Sueven en West-Gothen, die Arianen waren, veroorzaakte, dat men nauwer aansluiting met Rome zocht. De Catholizeering der Sueven (550 koning Chararich) en der West-Gothen (589 koning Reccared), maakte de hulp van Roomsche bisschoppen overbodig.
De bisschoppen van Spanje bezaten een zekere zelfstandigheid. De aartsbisschop van Toledo was primus van de kerk in Spanje.
De kerk van Spanje droeg een nationaal karakter. Zij was wat scherp, omdat zij veel had moeten strijden tegen de Arianen.
Veel invloed had de kerk in den staat.
Op de synoden werden niet alleen kerkelijke maar ook staatkundige zaken behandeld (concilia mixta).
De kerk begon zeer te bloeien (Orosius, Leander, Isidorus van Hispalis, Ildefonsus, Julianus van Toledo). De clerus werd machtig en de kloosters vermenigvuldigden.
De inval van de Mooren (711) was niet voordeelig voor de kerk. Wel werd het Christendom geduld.
Toen de Mooren aan invloed begonnen te verliezen, werd de invloed van Rome grooter. In 1071 werd in Arragon en in 1086 in Castilië de Roomsche liturgie ingevoerd.
De Waldenzen en Albigenzen werden in Spanje hevig vervolgd (13de en 15de eeuw). Men zag in Spanje een zekere bekeeringswoede jegens de Joden.
Nergens vond de inquisitie zulk een vruchtbaren bodem als in Spanje. Nadat de Joden in 1492 verdreven waren, ging men krachtig ageeren tegen het binnengedrongen Humanisme.
De kardinaal Ximenes n.m. had met zijn Polyglotte getracht de Vulgata te becritiseeren, maar de kerk ging daar met kracht tegen in.Toen kwam de Reformatie. Talrijk waren de aanhangers van de Luthersche leer. Van Antwerpen uit brachten kooplieden de nieuwe leer naar Spanje, en van Duitschland uit deed de omgeving van Karel V dat. Alfons en Juan Valdes, Rodrigo de Vaker, Juan Gil, bijgenaamd Dr Egidius (gevangen gezet), Vargas, Const. Ponce de la Fucnte, Francisco de San Roman (verbrand), de beide Encina’s, Cass. de Reina, Juan Diaz en tal van anderen arbeidden met woord en daad voor de nieuwe leer. Augustin Cazalla, Julian Hernandes en tal van anderen ondergingen gevangenisstraf of werden gedood.
Er waren heimelijke gemeenten der Evangelischen in Sevilla, Valladolid, Sarragossa, Hueska, Balbastro. In Granada, Murcia, Valencia en in het bijzonder in Toledo werd krachtig voor de nieuwe leer gewerkt. Karel V was tegenover de nieuwe leer wat toegefelijk geweest. Dat speet hem later. Filips II was een fanatieke tegenstander van de Evangelischen. In 1558 werden 800 Evangelischen in Sevilla, 80 in Valladolid en vele anderen in andere steden gevangen gezet, in 1559 begon het ombrengen en verbranden van de Evangelischen.
Sommigen vluchtten naar Genève, anderen naar Antwerpen of Lyon. Velen vloden naar Engeland. Daar gaven ze in 1559 hun geloofsbelijdenis uit (Confessio christianae fldei edita a quibusd. Hisp.). Omstreeks 1570 was de nieuwe leer in Spanje de kop ingedrukt.
In 1767 werden de Jezuieten uit Spanje verdreven, in 1808 werd de inquisitie opgeheven, in 1814 beide weder hersteld, in 1834 werd de inquisitie voor goed afgeschaft. In 1836 werden alle kloosters, die door minder dan 12 monniken bewoond werden, opgeheven, in 1842 alle verkeer met Rome afgebroken. In 1851 kwam een concordaat met Rome tot stand, de boekencensuur werd aan de bisschoppen toevertrouwd en de Catholieke godsdienst als de alleen geldige geproclameerd. Dat had ernstige gevolgen. In 1860 werden velen, die Bijbels en tractaten ingevoerd hadden, in den kerker geworpen. In 1868 werden de Jezuieten weer verjaagd en aigemeene godsdienstvrijheid geproclameerd (1869), die in 1875 door Alfonsus XII wat beperkt werd.
De Evangelisatie in Spanje is begonnen in 1855 door een in Turijn bekeerden Spanjaard Ruet. (Men leze het artikel Matamoros.) Nu arbeiden daar de Amerikaansche Congregationalisten, Baptisten, Iersche en Schotsche Presbyterianen, Engelsche Wesleyanen, Congregationalisten, Anglicanen, Plymouth broeders. Bovendien arbeiden daar de Britsche, Schotsche en Amerikaansche Bijbelgenootschappen, evenzoo afzonderlijke comité’s in Lausanne, Genève, Edinburg e.a.p. De krachtigste arbeid is verricht door Fritz Fliedner, bij wien zich ook Ruet aansloot (sinds 1870). De eerste evangelische synode werd gehouden te Madrid in 1872. Het aantal evangelischen is 10.000 met 20 geestelijken. Naast Fliedner arbeiden tegenwoordig de Spanjaard Fuente in Granada, de Zwitser Empeytaz in Barcelona e.a.
In 1890 waren er 22 missionarissen, 40 Spaansche predikanten en evenzooveel evangelisten. Het getal der gemeenten was 70. Er zijn 120 lokalen voor christelijk onderwijs en 6000 leerlingen en 74 onderwijzers. In Madrid is een evangelisch gymnasium, daarenboven zijn er evangelische boekhandels te Madrid en Barcelona. Er is ook een evangelisch hospitaal en weeshuis. Men telt ongeveer 10.000 kerkbezoekers. Het getal der evangelischen is ongeveer 12.000.
De Roomsch-Catholieken tellen 17.200.000 zielen. Ze hebben 9 kerkelijke provinciën (Burgos, Granada, Santiago, Sevilla, Tarragona, Toledo (primas), Valencia, Valladolid, Saragossa). Ze hebben 45 suffragaanbisschoppen, 22.000 parochiën. Ze beschikken over 40.000 priesters. Er zijn 10 universiteiten en 30 000 volksscholen. In 1877 kon 72% van de bevolking noch lezen noch schrijven.
De geestelijke beweging, die onder de hoogere klassen zich openbaart, is meer Indifferentisme dan waarachtig Protestantisme. Baumgarten, Neuere Geschichte Spaniens (1865—1871) drie deelen.