Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Symboliek

betekenis & definitie

I. Hieronder verstaat men de dichterlijke voorstelling van een denkbeeld of begrip door een symbool of zinnebeeld, dat is: door een figuur of afbeelding, die een bijzonderen zin of beteekenis heeft, en die door haar eigenaardigen vorm of door hetgeen zij uitbeeldt heenwijst naar de beteekenende zaak.

Tusschen het symbool en het gesymboliseerde moet een vaste betrekking bestaan, waardoor het mogelijk is, dat het waargenomen symbool niet aan iets willekeurigs doet denken, maar aan datgene, waaraan men door het symbool gedacht wil hebben. Men kan symboliek een taal in beeld noemen.Zoo is een verlovings- of huwelijksring een gouden bandje, dat door zijn vorm wijst op den band van liefde, die degenen, die hem dragen, verbindt. Een immortellenkrans, die op het graf wordt gelegd, is een band, die heenwijst naar de banden, die de achtergeblevenen verbinden aan den afgestorvene, en wier liefde even onvergankelijk is als de immortellen, waarvan de krans is gevlochten. Een troonhemel boven een zitplaats, een baldakijn boven het hoofd van een vorst of heilige, de pajong, dien men houdt boven het hoofd van een Indischen groote, zijn alle zinnebeelden van de verhevenheid van den persoon, dien het geldt. Al deze voorwerpen toch drukken uit beschermitig, beschutting, beveiliging. Eenzelfde symbolische beteekenis moet aan den nimbus worden toegekend, die het hoofd van een voornaam persoon of heilige omkranst. Een zandlooper, die vroeger diende om den tijd te meten, is symbool geworden van het snel voorbijgaande leven; de zeis wordt gebruikt als zinnebeeld van den dood, die het leven afsnijdt gelijk de zeis de korenaren; een slang, die zijn staart in den bek houdt, en waar geen begin of eind aan is, is het symbool van de eeuwigheid. Zoo is de palmtak het beeld van de overwinning, de olijftak dat van den vrede, de weegschaal met het zwaard het symbool der gerechtigheid.

Vooral de oude volken hielden van conventioneele, symbolische vormen en ornamenten. De Egyptenaren gebruikten bij voorkeur als versieringsmotief de lotusbloem als zinnebeeld van de jaarlijksche herleving der natuur. Een veelvuldig voorkomend symbool is voorts de gevleugelde zonneschijf met de twee Uraeusslangen, die als beeld van de zon en in verband daarmede van de koninklijke waardigheid op de Egyptische monumenten en op de kleeding van priesters en koningen voorkwam. Als symbool van de onsterfelijkheid gebruikten zij het beeld van den mestkever, omdat dit diertje de hebbelijkheid heeft om een eitje te leggen in een balletje van mest, dat door het insect begraven wordt, en waaruit na verloop van tijd de larve te voorschijn komt. Het hengselkruis, waarmede zij de afbeeldingen van hun góden en koningen sierden, was een symbool van de goddelijke macht en waardigheid, van heerschappij over het Rijk van den Nijl, waarvan het hengselkruis den sleutel voorstelde. De sphinx had bij dat volk de symbolische beteekenis van den wachter, die de graven der koningen moest bewaken.

Eenzelfde symbolische strekking hadden bij de Assyriërs de kolossale dorpelwachters, bucentauren genoemd, gevleugelde gedrochten, bestaande uit leeuwen of stieren met menschenhoofden, die de goddelijke of vorstelijke pracht moesten verzinlijken.

Bij het rijk-begaafde en aesthetisch zoo ontwikkelde volk der Grieken trad de symboliek in bijna iederen vorm, bij schier elk ornament te voorschijn, waardoor de dienstverrichting, die elk bouwdeel, elk voorwerp en elk onderdeel te vervullen had, symbolisch aan het licht trad. Zoo hadden zij symbolen voor bekroning, voor dragende of ondersteunende geledingen, voor vrijstaande steunpunten; bandsymbolen, symbolen voor overgang en voor vrijzwevende bouwdeelen.

Ook in de Heilige Schrift worden we telkens op symbolen gewezen. God-zelf wees den regenboog aan als een teeken, een zinnebeeld van Zijn Verbond met Noach; een herder met zijn kudde is het beeld van Christus en Zijn gemeente; het water is een symbool van de afwassching der zonde; het brood verzinlijkt de voeding des geestelijken levens; de wijnstok is het symbool van Christus.

Hiermede in overeenstemming waren de symbolen, waarmede de eerste Christenen zoo gaarne hun graven, kerken enkerkmeubelenversierden; hieronder bekleedde het kruissymbool een eerste plaats. (Zie de artikelen Kruis en Christelijke Kunst).

Geen verhevener plaats heeft de Symboliek ingenomen dan in het middeleeuwsche kerkgebouw. Ieder bouwdeel, elk ornament had een symbolische beteekenis. De platte-grond had den kruisvorm in overeenstemming met het Kruis van Golgotha, het schip stelde de strijdende, het koor de triomfeerende kerk voor; beide waren gescheiden door den triomfboog, waarin het crux triumphalis hing, waardoor te kennen gegeven werd, dat de toegang tot de triomfeerende kerk door Christus’ kruisverdienste is verworven. De richting van de kerkas was van het Oosten, waar het altaar stond, naar het Westen, in overeenstemming met de overlevering, dat de Heiland aan het kruis gehangen heeft met het aangezicht naar het Westen gekeerd. Bij rijkere kerken was het koor omringd door een krans van kapellen, als een stralenkrans om het hoofd van Christus, dat door het koor werd gesymboliseerd. In tegenstelling met de Zuidzijde, die rijk behandeld werd, was de Noordzijde sober en eenvoudig gehouden, omdat volgens de overlevering de Heiland, toen Hij den geest gaf, Zijn hoofd naar de rechterzijde, dus Noordwaarts zou hebben laten zinken.

Aan denzelfden kant zou Hem de wonde in de zijde zijn toegebracht; ook zou aan Zijn rechterhand, dus aan de Noordzijde, de onboetvaardige moordenaar gehangen hebben. Verder vertoonen alle bouwdeelen een sterk opwaartsstrevende richting: torens en spitsen, zuilen en pinakels hebben alle sterk-overheerschende vertikale lijnen, die het oog dwingen om hemelwaarts te zien. Hierin komt de groote tegenstelling uit met de heidensche tempels, waar de horizontale richting de overhand heeft in overeenstemming met den heidenschen godsdienst, die uit de aarde aardsch is, en van geen hemel daarboven weet. Het geliefkoosde roos- of radvenster was het zinnebeeld van de ware, oneindige wijsheid Gods. De Drieëenheid werd op verschillende wijzen gesymboliseerd: door den driegloop, een samenstel van drie cirkelbogen om een gelijkzijdigen driehoek, die in alle vensters en in schier alle bouwdeelen aangetroffen wordt; door de driedeelige hoogte van de kerk: de lage bogen der zijbeuken, het triforium en den hoogen lichtbeuk; door den toren, die even hoog behoort te zijn als de kerk lang is, en die in zijn drie geledingen op de Drieëenheid wijst.

Behalve aan de figuren kent men ook aan de kleuren symbolische beteekenis toe, men spreekt dan van kleurensymboliek. Zoo is wit het teeken van reinheid en onschuld; zwart dat van rouw en droefheid; purper is van ouds het symbool van vorstelijke macht en waardigheid; groen is de kleur der hoop en der feestvreugde.

Toen de macht der kerk ging tanen en de Renaissance-stijl zich van de architectuur had meester gemaakt, verloren de gebouwen en hun onderdeden het symbolisch karakter, dat hun in de Middeleeuwen eigen was; zelfs trad de symbolische beteekenis van het ornament met betrekking tot de constructie op den achtergrond, het eertijds zoo zinrijke verband tusschen beide werd hoe langer hoe meer verwaarloosd.

II. Symboliek is die theologische wetenschap, welke zich de belijdenisschriften der kerkelijke instituten als voorwerp van onderzoek ziet aangewezen (Kuyper). Vroeger verstond men onder dezen term iets anders. Oudtijds dacht men bij Symboliek aan de leer der Sacramenten. Dit blijkt uit het boek vanParaeus: Theologia Symbolica2 (1644). Welnu, op zichzelf kan dit ook zeer goed.

Dan, nog in de 17e eeuw kreeg Symboliek reeds die beteekenis, welke er thans aan wordt gehecht; ten bewijze strekke het boek van VanSanden: Theologia Symbolica Lutherana (1688). Doedes wilde nog weer onderscheiden tusschen de Symbolologie en de Symboliek. Onder Symbolologie verstond hij het onderzoek naar het ontstaan, de erkenning en ’t karakter van de belijdenisschriften, weshalve hij dit studievak ook rekende tot de wetenschap van de kenbronnen des Christendoms. De Symboliek moest zich alleen bezig houden met den inhoud der kerkelijke belijdenisschriften. Deze splitsing is echter niet noodzakelijk en niet gewenscht. In de Inleiding tot de Symboliek kan behandeld worden, wat Doedes toewees aan de Symbolologie.

Baljon wilde aan de Symboliek slechts een beperkte taak toewijzen. Volgens hem is zij niet comparatief en niet kritisch maar alleen historisch. De meeste schrijvers over dit vak denken er anders over. Wij vorderen voor de Symboliek drieërlei taak op:

a. De exegetisch systematische Symboliek moet zoo objectief mogelijk den inhoud van de verschillende belijdenisschriften weergeven, en wel zóó, dat zij, elk op zichzelf beschouwende, den inhoud uiteenzet, de bijzonderheden toelicht, de beteekenis daarvan aanwijst en het geheel dogmatisch leert verstaan,
b. De comparatieve Symboliek moet de belijdenissen der verschillende kerken met elkaar vergelijken, opdat het kenmerkende van alle belijdenisschriften te beter uitkome en de leerstellige verschilpunten helder belicht worden.
c. De literarisch-kritische Symboliek moet den officieelen tekst van de verschillende belijdenisschriften vaststellen, aangeven wat in de Acta van Synoden enz. over die belijdenisschriften te vinden is en de voornaamste uitgaven vermelden. Sommigen willen hieraan nog toevoegen de kritische Symboliek, die bij elk belijdenisschrift moet onderzoeken of er ook inconsequentie’s in voorkomen en of het beledene in overeenstemming is met de Heilige Schrift. Dit is echter niet aanbevelenswaardig. Voorzoover toch deze kritiek strekken moet, om leemten in een kerkelijk symbool aan te toonen, op onduidelijkheden of tegenstrijdigheden te wijzen, komt ze vanzelf aan het woord bij de exegetisch-systematische en comparatieve Symboliek. En wil men bovendien nog de kritiek gebruiken om de leerstellige uitspraken van het vastgestelde Symbool te beoordeelen, dan begeeft de Symboliek zich op het terrein der Dogmatiek.

De Symboliek put niet alleen haar stof uit de belijdenisschriften. Ze moet ook rekening houden met dogmatische verklaringen in confessioneele gedingen, met de Liturgieën en de Kerkenordeningen der verschillende kerkengroepen. Het verdient geen aanbeveling om in de plaats van Symboliek den term „Principienlehre” of „vergleichende Konfessionskunde” te bezigen.

Wie de Symboliek goed wil behandelen, moet niet neutraal tegenover alle confessie’s willen staan maar juist een confessioneel standpunt innemen, d. w. z. staan in de overtuiging dat de belijdenisschriften der kerk, waartoe hij zelf behoort, ’t meest overeenstemmen met den Bijbel.

Zeer voorzichtig moet men zijn met de stelling, dat de Symboliek moet onderscheiden tusschen de geestelijke kern en de schaal, waarin die kern is vervat. Ze wordt meest gebezigd om voor den wezenlijken inhoud van een symbool een anderen in de plaats te stellen.

< >