In 1252 werd door Robert van Sorbon, den biechtvader van Lodewijk den Heilige, in Parijs een gebouw gesticht voor onderwijs en verpleging van 16 arme studenten, die zich ten doel gesteld hadden de hoogste theologische waardigheden te bekleeden. In 1268 werd deze inrichting, de Sorbonne genoemd, door den paus erkend.
Zij werd langzamerhand van zooveel gewicht, dat de gansche Theologische Faculteit in haar zalen haar vergaderingen hield, en eigenlijk in haar opging. Dat bleef zoo van de 16e eeuw tot de Revolutie.
De Sorbonne was het tribunaal voor alle kerkelijke en religieuse vraagstukken. Haar door Richelieu gestichte gebouwen worden tegenwoordig nog gebruikt voor de theologische, historisch-filologische en natuur-filosofische faculteit van de Parijsche universiteit.