I. Adam Smith werd op 5 Juni van het jaar 1723 te Kirkcaldy in Schotland geboren.
Reeds in 1737 werd hij als student ingeschreven aan de universiteit van Glasgow, waar hij meer in ’t bijzonder studeerde onder leiding van den bekenden moraalfilosoof Hutcheson, wiens opvattingen omtrent ethiek en natuurrecht een principiëelen invloed hebben gehad op zijn later denken. In 1840 gaat hij over naar de Oxfordsche hoogeschool, waar hij zich in hoofdzaak toelegde op de filologische en wijsgeerige studiën.In het jaar 1751 wordt hij hoogleeraar te Glasgow, na reeds eenige jaren als privaat-docent voorlezingen te hebben gehouden aan de universiteit van Edinburg. Eerst doceert hij logica, later moraalfilosofie. Naar het wetenschappelijk systeem van die dagen omvatte dit leervak de natuurlijke theologie, de ethiek, de natuurrechtsleer en de politiek. Smith wijdde zich meer in het bijzonder aan de ethiek. In 1759 verscheen zijn Theorie der zedelijke gevoelens (Theory of moral sentiments). Duidelijk merkbaar is in dit geschrift de invloed van den bekenden filosoof David Hame, met wien hij in dien tijd nauwe betrekkingen van wetenschappelijken en vriendschappelijken aard onderhield.
In 1763 gaat Smith als mentor van den jongen hertog van Buccleugh op reis naar Frankrijk. Tijdens zijn verblijf te Genève ontmoet hij herhaaldelijk Voltaire. Hij besluit deze reis in 1767 na een oponthoud van bijna een jaar in Parijs, waar hij in levendig contact trad met de Fransche geleerden Helvetius, d’ Alembert, Quesnay, e.a. Uit dezen omgang heeft men later gemeend, de materialistische strekking van Smith’s hoofdwerk te kunnen verklaren. In Frankrijk had hij met dit werk Over den rijkdom der volkeren (An inquiry into the nature and the causes of the wealth of nations) een aanvang gemaakt. Na 6 jaren arbeid verschijnt het in 1776.
Smith had zich inmiddels gevestigd in zijn geboorteplaats, waar hij naast allerlei anderen wetenschappelijken arbeid, werkte aan de verbetering en aanvulling zijner geschriften. Hij stierf op 17 Juli 1790.
Smith is de grondlegger van de klassieke school in de economie, en groot is zijn invloed geweest op de ontwikkeling dezer wetenschap en daardoor op de economische practijk. Eenheid is er in zijn denkbeelden. Als theoloog is hij vurig aanhanger van het deïsme. In de natuurlijke doelmatigheid van de deïstische wereldorde plaatst hij den mensch, die naar zijn aanleg steeds zijn eigen belang zoekt, terwijl hij daardoor steeds ook voor de gemeenschap het nuttigst is. Zijn ethiek is gebaseerd op het egoïsme; zijn economisch stelsel is daardoor bepaald. „Ieder zoekt zijn eigen belang, ieder kent zijn eigen belang, ieder kan zijn eigen belang het best bevorderen.” In deze trilogie vatte de klassieke school tenslotte het gedachtensysteem van Smith samen. Doch deze leer is, zoowel in zijn grondslagen als in zijn theoretische en practische gevolgtrekkingen, met de Christelijke levens- en wereldbeschouwing volstrekt onvereenigbaar.
II. William Benjamin Smith, een professor in de wiskunde aan de universiteit te New-Orleans in Amerika, die zich ook bezig houdt met de verklaring van het ontstaan van het Christendom. Hij ontkent de historiciteit van den Heere Christus. Symbolische verhalen zouden misverstaan, en als werkelijke geschiedenis opgevat zijn. Hij zocht aldus het Christendom te verklaren als berustend op mythe en symbool. De naam van onzen Heiland zou slechts de belichaming zijn van het geloof eener reeds omstreeks 100 v.
Chr. onder Joden en Hellenisten wijd verbreide geheime secte, die als godheid een „Redder” of „Heiland” vereerde, en haar cultus in mysteriën hulde. Hij schreef een werk, dat in het Duitsch vertaald werd, en in 1906 verscheen met een voorrede van P. M. Schmiedel: Der vorchristliche Jesus nebst weiteren Vorstudien zur Entstehungsgeschichte des Urchristentums. Het bevat een vijftal opstellen:
1. Der vorchristliche Jesus;
2. Die Bedeutung des Beinamens Nazaräus;
3. Anastasis;
4. Der Säemann sät den Logos;
5. Saeculi Silentium.
In 1911 publiceerde hij: Ecce Deus. Dit zouden in zeker opzicht slechts voorloopers wezen van andere werken of verhandelingen, die nog zouden volgen. In 1908 was hij gedelegeerde van de Vereenigde Staten op het Pan-Amerikaansche, wetenschappelijke congres te Santiago.
III. William Robertson Smith, geboren te New Farm in Schotland in 1846, in 1870 hoogleeraar aan het Free Church College te Aberdeen, een zeer geleerd oriëntalist en Oud-Testamenticus, die zeer veel heeft bijgedragen tot de verbreiding van de resultaten der negatieve Bijbelcritiek in het Britsche rijk en in Amerika. De meeningen die hij op zijn colleges ten beste gaf, waren aanleiding tot een kerkelijke procedure wegens afwijking in de leer, die hem in 1881 de ontzetting uit zijn ambt bracht. Kort daarop werd hij hoogleeraar in Cambridge. Zijn voornaamste geschriften zijn: The Old Testament in the Jewish Church, 1881, The prophets of Israel and their place in history to the close of the 8th Century B. C., 1882, en The Religion of the Semites. 1889. Hij overleed in 1894.
IV. Robert Pearsall Smith, een opwekkingsprediker uit Filadelfia, kwam in 1874 voor zijn gezondheid naar Engeland, waar hij van 29 Augustus tot 7 September te Oxford meetings hield, waarin werd aangedrongen op heiligmaking. Zijn prediking kwam hierop neer: een Christen kan, omdat hij door het geloof de verlossing deelachtig geworden is, zich geheel aan God wijden, de zonde overwinnen, zich in de ongestoorde gemeenschap Gods verblijden, en alzoo reeds hier op aarde tot volkomen heiligheid komen. Op een ernstig willen en een oogenblikkelijk besluit om zich te laten redden en heilig te wezen komt alles aan. Verlossing en heiliging beide zijn echter geen werken van eigen kracht, maar vruchten van Gods genade. En hoe heiliger de mensch nu wordt, des te ootmoediger moet hij ook wezen en dat zal het bewijs zijn zijner toeneming in de genade.
Groote kracht ging er uit van de samenkomsten, door hem in Engeland geleid; rijken zegen bracht zijn bezoek aan Parijs; aan meer dan een stad in Duitschland. Diepen indruk bracht hij te Berlijn te weeg. Honderden hingen aan zijn lippen; menschen van de hoogste tot de laagste geledingen der maatschappij. Hij deed hun goed door de blijdschap en vrede, over zijn geheele verschijning als uitgespreid. Hij bracht menig geloovige eerst tot de rechte Christelijke verzekerdheid des geloofs. Op verschillende plaatsen, ook in ons vaderland, werden meetings in zijn geest gehouden.
Zelf leidde hij ze te Neerbosch, Amsterdam, Leiden, ’sGravenhage en Zwolle. Van 29 Mei tot 7 Juni 1875 had een groote meeting plaats te Brighton in Engeland. Uit alle oorden en uit alle kerkgenootschappen waren hier door Pearsall Smith mannen en vrouwen samengeroepen. Kort na deze conferentie te Brighton, vertrok hij, naar het heette, zwaar ziek, naar Amerika. Zijn vrienden hadden het raadzaam gevonden hem zoo spoedig mogelijk te doen verdwijnen. In overspannen toestand had hij denkbeelden verkondigd, die, onder den schijn van hoog geestelijk te wezen, leiden moesten tot onzedelijkheid.
Hij was, indien al niet practisch, dan toch theoretisch, op dwaalwegen geraakt. Zijn naam werd voortaan niet meer genoemd. Hij stierf in 1899. Zie verder in deze Encyclopaedie het artikel: Brightonbeweging. Voor de literatuur over deze beweging worde hier verwezen naar J. C. Rullmann, Kuyperbibliografie I, blz. 192.