wordt in de Handelingen der Apostelen 13 maal genoemd (15:22, 27, 32, 34,40; 16:19, 25, 29; 17 : 4, 10, 14, 15; 18 : 5), en in het overige Nieuwe Testament nog 4 maal, doch heet dan steeds Silvanus (2 Cor. 1 : 19; 1 Thess. 1 : 1 ; 2 Thess. 1 : 1 ; 1 Petr. 5 : 12). Dat Silas en Silvanus denzelfden persoon noemen, blijkt uit vergelijking b.v. van Hand. 17 : 4v.v. met 1 Thess. 1 : 1 (en 2 Thess. 1:1); en van Hand. 18 : 5 met 2 Cor. 1 : 19.
Een enkele meent op taalkundige gronden te moeten betwijfelen, dat de Silvanus van 1 Petr. 5 : 13 dezelfde is als deze Silas-Silvanus. Doch die gronden zijn niet sterk.
En de wijze, waarop de apostel Petrus over Silvanus schrijft, aan geloovigen in KleinAzië, bij wie ook Silas bekend was, en onder wie hij eenigszins gewerkt had (vgl. Hand. 15 : 40—16 : 8), maakt het waarschijnlijk, dat deze Silvanus geen ander is dan Silas.
De algemeene overlevering weet ook niet van verschil. Silas kan de Grieksche, en Silvanus de Latijnsche vorm zijn van een Semietischen naam.
Het kan ook zijn, dat Silas twee namen had (vgl. Hand. 1 : 23; 4 : 36; 13 : 1, 9, e. a.).
Dat Silas een verkorting van Silvanus zou zijn, is taalkundig minder waarschijnlijk. We treffen Silas aan te Jeruzalem (Hand. 15 : 22v.v.), te Antiochië (Hand. 15 : 30v.v.), als Paulus’ reisgezel (Hand 15 : 40v.v.), en bij Petrus (1 Petr. 5 : 13).
Hij was een aanzienlijk lid en leider van de gemeente te Jeruzalem (Hand. 15 : 22) gelijk ook blijkt uit zijne mede-afvaardiging naar Antiochië (Hand. 15 : 22, 27), begiftigd met profetische Geestesgaven (Hand. 15 : 32), en als profeet of Evangelieverkondiger werkzaam (Hand. 15 : 32, 40v.v.).
Blijkbaar bezat hij ook het Romeinsche burgerrecht (Hand. 16 : 37).
Hij bleef te Antiochië, toen anderen naar Jeruzalem terugkeerden (Hand. 15 : 34. Hier is echter verschil van lezing in de handschriften).
En later ging hij met den apostel Paulus op diens tweede zendingsreis (Hand. 15 : 40 v.v.). Aldus trok hij door Syrië en Cilicië (Hand. 15 : 41), over Derbe en Lystra (Hand. 16: 1), waar Timotheus medegenomen werd (Hand. 16: 1—3), en door KleinAzië naar Troas (Hand. 16 : 4—9), waar Paulus den Macedonischen man zag (Hand. 16 : 9).
Vandaar stak hij met Paulus over naar Neapolis (Hand. 16 : 11), en kwam hij te Filippi (Hand. 16:12), waar hij de werkzaamhen en lotgevallen van Paulus deelde (Hand. 16 : 13—40), ook gegrepen, en geslagen, en gevangen gezet, en daarna weer uitgeleid werd. Hij ging vervolgens met Paulus naar Thessalonica (Hand. 17:1—9), en Beréa (Hand. 17:10 v.v.).
Toen echter Paulus vandaar ging naar Athene, bleef Silas met Timotheus nog eenigen tijd te Beréa (Hand. 17 : 14). Later waarschijnlijk ook naar Athene gegaan (Hand. 17 : 15), is hij denkelijk vandaar door den apostel voor den welstand der gemeenten teruggezonden (1 Thess. 3 : 1), zoodat hij zich eenigen tijd later met Timotheus weder bij den apostel voegde te Corinthe (Hand. 18 :5).
Daar heeft hij met hem de gemeente gesticht en opgebouwd (2 Cor. 1 : 19), en vermoedelijk ongeveer anderhalf jaar vertoefd (Hand. 18:11). Van Corinthe zal Silas met Paulus teruggekeerd zijn over Efeze en Caesarea naar Antiochië (Hand. 18:19—22).
Silas is dus met den apostel Paulus medestichter van de gemeenten te Filippi, Thessalonica, Beréa, Corinthe, en heeft althans daar in den beginne het Evangelie verkondigd.
Hij ging later niet opnieuw met Paulus uit in den zendingsarbeid.
Wij weten niet, waarom niet. Of hij zich toen beperkt heeft tot den Evangelie-arbeid onder de Joden, en reisgezel van den apostel Petrus geworden is, kunnen we niet met stelligheid beslissen.
Doch blijkens 1 Petr. 5 : 13 was hij, toen deze apostel dien brief schreef, bij hem, hetzij te Rome, hetzij te Babylon (vgl. 1 Petr. 5 : 13). Misschien stond hij toen gereed, naar Klein-Azië te gaan, en zou hij dien brief overbrengen.
Maar dit blijft gissing. Over zijn latere leven en arbeiden ontbreken betrouwbare overleveringen.