Van sentiment, gevoel, is overgevoeligheid, het overwicht van het gevoel op het zenuwleven. Men treft ze aan bij allerlei menschen.
Slagers, die veel bloed zien en matrozen, die vaak in gevaar verkeeren, zijn dikwijls overgevoelig en slap van zenuwen, gemakkelijk tot tranen toe te bewegen, meewarig van aard, zenuw-aandoenlijk, dus sentimenteel. In de letterkunde heeft Rhijnvis Feith die weeke sentimentaliteit verheerlijkt in zijn Julia.
Eduard, de hoofdpersoon, vindt in het bosch een meisje, (Julia) dat hard op bad om een vriend voor haar hart, waarbij „stille tranen langs haar gloeiende wangen op het gras neerdropen”, en hij zeeg, „door overmaat van gevoel verflauwd, krachteloos aan haar zijde neer”. Nog eer zij spraken waren die twee zielen reeds onscheidbaar ineengesmolten.Vandaar is zij ook op het kerkelijk leven overgeslagen. In het laatst der 18e eeuw vloeiden sommige preeken van deze ziekelijke aandoenlijkheid over. Flauwvallen in de kerk was toen een tijdlang teeken van echtheid. Zie over sentimentaliteit o.a. Jonckbloet, Nederlandsche Letterkunde V, 275—280. Dr A. Kuyper, Drie kleine vossen, blz. 45 v.v.