is een van de hooge ambtenaren geweest gedurende de regeering van Hiskia over Juda. In Jes. 22:15—19 heet hij „huisverzorger”, in 2 Kon. 18 : 18, 19 : 2, Jes. 38 : 3, 22, 37 : 2 wordt hij „schrijver” d.i. kanselier genoemd.
Ofschoon sommigen geneigd zijn den „huisverzorger” van den „schrijver” te onderscheiden, komt het mij voor, dat dit dezelfde persoon is, maar in twee onderscheiden ambten. Allereerst omdat Sebna — waarschijnlijk een Arameesche naam — in beide gevallen genoemd wordt zonder de toevoeging van den vadernaam.
En voorts omdat het zeer onwaarschijnlijk is, dat Hiskia twee vreemden met denzelfden naam onderzijn hooge staatsdienaren zou gehad hebben.In Jes. 22 : 15—19 richt Jesaja geweldige verwijten tot den „huisverzorger”, die — hoewel van vreemden bloede, (zie vs 16) — blijkbaar ook groote macht bezat (zie vs 21 en 24). Die wendde hij niet alleen aan tot vermeerdering van eigen heerlijkheid (staatsiewagens, rotsgraf; vs 16 en 18), maar ook tot groote schade van den Judeeschen staat. Hij wordt zelfs „een schandvlek” genoemd (vs 18). Hem wordt aangezegd, dat hij als „een bal” weggeslingerd zal worden „naar een wijd en zijd zich uitstrekkend land” en door „mijn knecht Eljakim zal worden vervangen” (vs 17 en 20).
Wanneer deze bedreiging geuit is, weten we niet. In de andere plaatsen vinden we hem naast Eljakim, die hier reeds Sebna’s ambt vervult, als „schrijver” deel uitmaken van Hiskia’s gezantschap, dat in 701 bij den stadsmuur van Jeruzalem de woorden van Sanherib’s rabsjak moet aanhooren.
Hieruit kan met groote waarschijnlijkheid worden geconcludeerd, dat de bedreiging van Jes. 22 : 15—19 vóór 701 moet vallen en althans in haar eerste gedeelte in vervulling is gegaan. Met betrekking tot het tweede gedeelte ontbreken ons ten eenenmale alle gegevens. Het is even goed mogelijk, dat de gedreigde ballingschap onmiddellijk na 700 is ingetreden, als dat ze in het geheel niet werkelijkheid is geworden.
Zooveel is intusschen wel duidelijk, dat Sebna een van de grootste tegenstanders van Jesaja geweest is. Misschien hebben we hem te zoeken binnen den kring van Manasse’s moeder, die blijkbaar ook geheel andere paden bewandelde dan Jesaja, zooals de politiek van haar jongen zoon Manasse bewijst.
