Dit artikel is te beschouwen als een vervolg op Scheba. In Gen. 10 : 7 komt Seba voor onder de Chamietische Kuschieten.
Er is veel voor te zeggen, dat we Seba niet in Arabië moeten zoeken, maar in Afrika. De Grieksche geograaf Strabo vermeldt een volk Saba of Sabai, op de Afrikaansche kust van de Roode Zee.
Het woonde, naar men meent, ten Zuiden van Suakim, dat ongeveer op den 19en breedtegraad ligt. Wat we in Jesaja 43 : 3 en 45 : 14 van Seba lezen, past goed op dit Afrikaansche volk.Jesaja 43 : 3 noemt in eenen adem Egypte, lusch en Seba. Met Kusch (Statenvertaling Moorenland) is ongetwijfeld het rijk der negers van Nubië bedoeld, dat in Jesaja’s dagen een belangrijke rol speelde in de internationale politiek. Wanneer de profeet naast Egypte en Nubië ook Seba noemt, dan pleit de aardrijkskundige samenhang voor het Afrikaansche volk Seba. In Jesaja 45 : 14 worden de menschen van Seba (Statenvertaling Sabeërs) nog nauwer met Kusch verbonden, want de profeet spreekt over: het inkomen van Egypte, de handelswinst van Kusch en de Sabeërs. Beide laatstgenoemden zijn om zoo te zeggen ééne handelsfirma. Van belang is ook, dat in Jes. 45 : 14 de Seba-menschen worden betiteld als „mannen van hooge statuur”.
Dit herinnert aan Jes. 18: 2 en 7, waar de negers van Nubië worden aangeduid als „een rijzig en glanzig volk” (Statenvertaling „een volk dat getrokken is en geplukt”). Hoe aanschouwelijk teekent de profeet in deze weinige woorden de hoog opgeschoten negers van Nubië met hunne glanzende, baardelooze huid! Uit Jes. 45 : 14 vernemen we, dat de mannen van Seba met die van Nubië de hooge statuur gemeen hadden.
Al is er ook veel voor te zeggen, dat we Seba in Afrika moeten zoeken, — hierdoor wordt toch zijne verwantschap met het Arabische Scheba niet uitgesloten. Al worden in Gen. 10 : 7 en Ps. 72 : 10 Scheba en Seba van elkaar onderscheiden, — deze teksten wijzen toch evenzeer op verband. Mogelijk was het Afrikaansche volk Seba wel ontstaan uit eene vermenging van Arabieren met negers. In onze dagen zijn de Arabieren allerminst kieskeurig op het punt van zulke gemengde huwelijken. Vermoedelijk waren ze het in de oudheid ook niet. De kinderen, uit zoodanige vermenging gesproten, zullen allicht iets van de hooge statuur der Nubiërs hebben gehad. Dat de Sebamenschen ook de glanzige huid van de Nubiërs hadden, wordt in de teksten niet gezegd.