Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Sealthiël

betekenis & definitie

Dat aan dezen zoon van koning Jechónia een afzonderlijke plaats wordt ingeruimd, staat in verband met het geslachtsregister van Zerubbabel, genoemd in de zoogenaamde geslachtsrol van Mattheus en Lucas. De naam beteekent : Ik heb God gevraagd.

In 1 Kron. 3:17 staat: en de kinderen van Jechónia waren Assir; zijn zoon was Sealthiël. In Ezra 3 : 2 en 8;5:2 en Neh. 12 : 1 wordt Zerubbabel, de zoon van Sealthiël genoemd.

Dit is ook het geval in Hagg. 1 : 1, 12, 14; 2 :3 en 24. In de geslachtsrol van Matth. begint met vs. 12 het derde lid van het register: en na de Babylonische overvoering gewon Jechónias Salathiël en Salathiël gewon Zorobâbel (men herinnere zich bij de afwijkende spelling van vele namen in het Nieuwe Testament van het Oude Testament, dat in het Nieuwe Testament de Orieksche spelling der LXX is gevolgd).

In de geslachtsrol van Lucas staat Zorobâbel, de zoon van Salàthiël, de zoon van Neri. Uit de beide genoemde geslachtsrollen blijkt door ze te vergelijken dat Lucas tusschen Zerubbabel en Jezus 19 leden telt, hen inbegrepen, en Mattheus slechts 10.

Gelijk dit het geval schijnt te wezen bij de beide eerste leden van de geslachtsrol bij Mattheüs is ook dit lid waarschijnlijk door Mattheüs verkort. Hier bij Mattheüs heet Zerubbabel de zoon van Sealthiël evenals in Ezra 3 : 2, maar in 1 Kron. 3 : 17—19 heet hij de kleinzoon van Sealthiël.

In Mattheüs hebben wij een symbolisch geordenden stamboom (zie hierover Grosheide’s uitlegging van Mattheüs, uitgave H. A. van Bottenburg).

De Leidsche vertaling heeft weinig moeite met deze geslachtsregisters.

Een oud recept wordt gebruikt: ze zijn verdicht.

Over het werken met verdichte stamboomen weet deze vertaling te spreken bij de inleiding en aanteekeningen op 1 Kron. I—VIII.

Mattheüs noemt na Zerubbdbel slechts namen van Davids nageslacht, die noch in Ezra, noch in Kronieken voorkomen. Zij zullen hem bekend zijn geworden uit de veelvuldige en goed bijgehouden familie-registers der Joden.

De beide geslachtsrollen die van Mattheüs en Lucas bewegen zich langs verschillende takken naar den hoofdstam van den geslachtsboom. Zij hebben den uitleggers veel moeite gegeven; omdat men zich niet tevreden kon stellen met kortweg vast te stellen: zij kloppen niet.Mannen als Keil in zijn uitlegging van het boek der Kronieken en Godet in die van het Evangelie van Lukas zoeken in dezelfde richting om te kunnen verklaren hoe het komt dat volgens de bovengenoemde teksten (Hagg. 1 : 1, 12; Ezra 3 : 2; 5 : 2 en Mattheüs 1:12) Zerubbabel een zoon is van Pedaja, een broeder van Sealthiël, doch volgens Luc. 3 : 17 een zoon van Neri, een nakomeling van David uit de linie van Nathan. Volgens Lucas is Neri de vader van Sealthiël, volgens Mattheüs koning Jechónias. Sommigen zijn van meening geweest dat met deze beide namen Zorobabel en Salathiël in de beide registers niet dezelfde personen werden bedoeld. De Zerubbabel en de Salathiël van Lucas zouden twee onbekende persoonlijkheden zijn uit de koninklijke linie van Nathan, terwijl de Salathiël en de Zorobabel van Mattheüs de beide bekende namen uit het Oude Testament behoorende tot den regeerenden tak van het koningshuis zouden zijn geweest: De eerste dan een zoon en de tweede een kleinzoon van koning Jechónias (1 Kron. 3 : 17; Ezra 3:2; Hagg. 1 : 1).

Een groot bezwaar tegen deze oplossing is het feit dat deze beide personen in de beide registers klaarblijkelijk tot denzelfden tijd behooren ; zoo ongeveer halverwege David en den Heere Jezus. Om tot een oplossing te geraken dienen wij uit te gaan van 1 Kron. 3:17. Doch de vertaling van dit vers is niet in alle vertalingen dezelfde. De Staten-vertaling heeft: En de kinderen van Jechónia waren Assir; zijn zoon was Sealthiël; dezes zonen waren Milcharam en Pedaja enz. In vs 19 staat dan: de kinderen van Pedaja nu waren Zerubbdbel enz. Derhalve is dan Zerubbabel een zoon van Pedaja, en dus een kleinzoon van Sealthiël.

Maar anderen, vooral de nieuweren hebben: De zonen van Jechonja, den gevankelijk weggevoerde: zijn zoon was Sjealtiël, voorts: Malkiram, Pedaja enz. De zonen van Pedaja: Zerubbabel enz. Volgens deze vertaling is dan Pedaja een broeder van Sealthiël en derhalve Zerubbabel diens zoon.

Daar Assir beteekent een gevangene, zou men daarin een bijnaam kunnen lezen van Jechónia, die gedurende zeven en dertig jaar in gevangenschap is geweest. De opsomming van zijn zoons zou in dit geval aanvangen met Sealthiël (Salathiël) en dan zou de nadere aanduiding: zijn zoon, hem aanwijzen als zijn erfgenaam. Toch kan de naam Assir ook als eigennaam worden opgevat (Ex. 6 : 23).

Deze zoon zou dan de oudste zijn geweest en zijn naam een herinnering aan de gevangenschap waarin hij zou zijn geboren. Daarop zouden dan als tusschen aanhalingsteekens de woorden gevolgd zijn : En Sealthiël is zijn zoon geweest, — namelijk van Assir, waarop dan volgde de opsomming van de zes andere zonen van Jechonias, de broeders van Assir. Maar hoe kan dan Saiathiël door Lucas de zoon van Neri worden genoemd en waarom dan niet : zoon van Assir. Saiathiël is dan wel de zoon van Neri geweest, maar die de dochter van Assir zal hebben gehuwd, na den dood des vaders zonder mannelijke erfgenamen nagelaten te hebben. In dien weg is hij dan Neri’s zoon en erfgenaam geworden naar de wet van het leviraatshuwelijk (Num. 27 : 8 en 36 : 8 en 9).

Zorobabel wordt door Lucas en Mattheüs aangeduid als een zoon van Saiathiël en boven zagen wij dat de kroniekschrijver hem een zoon van Pedaja noemt (1 Kron. 3 : 19). Deze Pedaja zou naar de opvatting boven weergegeven een zoon van Jechonias zijn geweest en oom van Sealthiël. Het is dan zeer wel mogelijk dat Zorobabel, de zoon van Pedaja, door Sealthiël werd aangenomen; van wien wij anders geen afstammeling vinden vermeld. Of het kan ook dat hij diens schoonzoon is geworden. In ieder geval nam hij bij den terugkeer uit de ballingschap diens plaats in en vertegenwoordigde de koninklijke waardigheid. Men vergelijke hierbij nog Dâchsel op 1 Kron. 3 : 17.

< >