Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Schat der kerk

betekenis & definitie

(in het Latijn: Thesaurus Ecclesiae) wordt door de Roomsche kerk genoemd de ter beschikking van de kerk staande genadeschat bij het verleenen van aflaten. Alexander van Hales f 1245 heeft deze leer ontwikkeld en het bestaan van dezen schat is klaar uitgesproken in de jubileums-bul van paus Clemens VI f 1352.

Volgens Rome heeft de Heere Jezus overvloediger voor onze zonden genoeg gedaan dan het behoefde en ook vele heiligen hebben meer goede werken in hun leven verricht dan tot zaligheid van noode zijn. Nu overtreft het overvloedige lijden en genoegdoen van Christus wel verre — want Christus’ werk is oneindig — de overvloedige praestaties van boetedoening en voldoening van de Heilige Maagd Maria, de apostelen en vele heiligen, maar het is toch onmogelijk dat de werken, die ze teveel deden, niet door God in rekening zouden worden gebracht.

Daarom dwaalde Durandus, die in het begin der 13e eeuw leefde, toen hij de overvloedige werken van Maria wilde uitschakelen van den schat der kerk. Zij behooren er bij en de kerk heeft de macht uit dezen schat, die nog steeds door zeer vrome menschen wordt vergroot, aflaten ter verzoening van zonden te verleenen en geloovigen te helpen, die te weinig goede werken deden.

Voor deze dwaalleer beroept de Roomsche kerk zich ten 1° op Rom. 5 : 15b;ten 2° op de gemeenschap der heiligen;

ten 3° op Col. 1 : 24 waar Paulus schrijft dat met betrekking tot de straffen der zonde de een voor den ander plaatsbekleedend kan genoegdoen.

< >