Het woord schatkamer komt alleen voor in het Oude Testament en dan in eigenlijken en in overdrachtelijken zin. Het is gevormd van een werkwoord dat verzamelen beteekent en zoo is een schatkamer gelijk een voorraadkamer (1 Kron. 26:15, 17; 28 : 11).
Zulke voorraadkamers waren aan den tempel verbonden (1 Kon. 6 : 5) en worden zijkameren genoemd; deze waren de verdiepingen aan de drie kanten van den tempel. De schathuizen uit 2 Kron. 32 : 28 waren magazijnen of pakhuizen in bepaalde steden, schatsteden, bij elkander gebouwd (Ex. 1 : 11; 1 Kon. 9 : 19; 2 Kron. 8 : 4, 6; 16 : 4; 17 : 12).
De schatkamers bij het tempelgebouw dienden ter bewaring van den tempelschat (2 Macc. 3:6; 28 : 4; 42 : 5, 18). Deze schat werd bewaard in de kameren van des Heeren huis (Ezra 8:29), die alleen voor de priesters en Levieten toegankelijk waren.
Nehemia toornt tegen Eljdsib die voor Tobia een van de schatkamers had ingeruimd tot woning (Neh. 13 : 7). Volgens 1 Macc. 14 : 49 werden in deze schatkameren ook gewichtige oorkonden bewaard.
In verband met het bestaan van zulke kameren wordt ook als hoogwaardigheidsbekleeder een schatmeester genoemd (Ezra 1 : 8) en van het schathuis gewag gemaakt (Dan. 1 : 2). De ambtenaren die het opzicht hadden in het Perzische rijk over de landen aan deze zijde van den Eufraat worden in Ezra 7 : 21 schatmeester genoemd.
Zoo was ook de kamerling over al den schat van de koningin der Mooren (Hand. 8:27). Sebna, de schatmeester (Jes. 22 : 15) was een hooggezaghebber, een hofmaarschalk.Ook in Neh. 12 : 25 is sprake van de portiers, „de wacht waarnemende bij de schatkamers der poorten”, waarmede die kamers werden bedoeld waarin geborgen waren de schatten en benoodigdheden voor den dienst van den tempel.
Op onderscheiden plaatsen is verder sprake van de schatkameren in overdrachtelijken zin: de schatkameren der sneeuw (Job 38 : 22). Hij stelt de afgronden tot schatkameren, plaatst de oceanen in voorraadschuren (Ps. 33 : 7); die den wind uit zijne schatkameren te voorschijn brengt (Ps. 135 : 7; Jer. 10 : 13; 51 : 16); de Heere opende zijne schatkamer om er de werktuigen zijner gramschap uit te voorschijn te halen (Jer. 50 : 25). In Spreuken 8 : 20 wordt nog in letterlijken zin gesproken van het vullen der schatkamers der liefhebbers.
Het woord schatkist komt in onze vertaling slechts voor in het klaaglied over Tyrus alwaar gesproken wordt over kooplieden met schatkisten van schoone kleederen (Ezech. 27 : 24). In de Septuaginta, de vertaling der LXX, komt het woord, dat ook in het Nieuwe Testament door schatkist wordt vertaald, meer dan eens voor (Esth. 3:9; Ezra 8:18, 45; 1 Macc. 3:28; Neh. 13:7; 10:37v.v.; 1 Macc. 14:49; 2 Macc. 3 : 24; 3 : 6, 28, 40 ; 4 : 42; 5 : 18). In het Nieuwe Testament Marc. 12:41, 43, Luc. 21:1, Joh. 8 : 20 lezen wij dat de Heiland zag dat de rijken hunne gaven in de schatkist wierpen. Volgens den Talmoed bevonden zich in den voorhof der vrouwen dertien zulke „schatkisten”, die, af te leiden uit den Hebreeuwschen naam die ze dragen in den Talmoed, openingen hadden in den vorm van hoornen. Men noemde ze schatkisten. Deze naam in het enkelvoud gebezigd duidt de plaats in haar geheel aan alwaar deze schatkisten stonden.
Op deze kisten stond geschreven waarvoor de gaven die men daarin wierp waren bestemd (Joh. 8:20). Marcus 12:41 moet misschien genomen worden voor de ruimte in haar geheel waar de schatkist stond. Bij Lucas wordt waarschijnlijk de kist zelf bedoeld (Luc. 21 : 1).