Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Schamen

betekenis & definitie

In den zondeloozen paradijstijd was er geen oorzaak voor schaamte. De eerste menschen behoefden zich zelfs niet voor hun naaktheid te schamen (Gen. 2 : 25), want God had hen onbekleed geschapen, en alles wat Hij gemaakt had was goed, in den samenhang met het geheel zelfs zéér goed (Gen. 1:31).

Na den val wekte Hij echter terstond het schaamtegevoel in hen op, hun oogen werden geopend, zij werden gewaar dat zij naakt waren, zij beseften dat de harmonie tusschen ziel en lichaam verstoord was, en zij naar de stoffelijke èn geestelijke zijde van hun wezen aan het oorspronkelijke ideaal ontzonken waren. De schaamte had niet alleen betrekking op hun lichamelijke naaktheid, maar op hun geheele zondige aanzijn ; want zij grepen niet slechts naar schorten van vijgebladeren om hun uitwendige naaktheid, vóór alles die der intiemste deelen te bedekken, maar zij trachtten zich met hun gansche wezen midden in het geboomte voor ’s Heeren aangezicht te verbergen.

In het schaamtegevoel sprak zich ’s menschen bewustheid van zonde en schuld derhalve uit. ’t Was een gave van Gods algemeene genade, bestemd om den mensch op het zondepad tot stilstand te brengen. De schaamte, zich meestal openbarend in den blos, dien een oude wijze reeds de kleur der deugd noemde, en die gemeenlijk het aangezicht, dikwijls ook de borst, en enkele malen zelfs ’t geheele lichaam bedekt, wordt zoo het aanknoopingspunt voor de boetvaardigheid en de bekeering tot den levenden God.

Het is uit dien hoofde het toppunt der zonde, indien men er niet meer schaamrood onder wordt, maar tot schaamteloosheid vervalt, ja, er zelfs een welbehagen in schept het dekkende kleed af te werpen. De moderne „Nacktkultur” die vooral in Duitschland gepropageerd wordt, is daarom een zeer bedenkelijk verschijnsel van moreele inzinking, zij getuigt van gewetensverstomping, en moet wrange vruchten voor het volksleven dragen.

Gods Woord wil daarentegen het schaamtegevoel kweeken en versterken. Men mocht onder Israël niet met trappen tot het altaar opklimmen, opdat ’s menschen schaamte niet voor hetzelve ontdekt en het altaar daardoor ontwijd mocht worden (Ex. 20 : 26).

En in de Mozaïsche wetten komen tal van voorschriften voor, die een pleit voor de eerbaarheid zijn. Ook het Nieuwe Testament laat zich niet onbetuigd.

Een iegelijk moet weten zijn vat of lichaam in eere en heiligmaking te bezitten (1 Thess. 4 : 4), en de vrouwen worden inzonderheid vermaand zichzelve te versieren in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid, niet in vlechtingen des haars, of goud, of parelen, of kostelijke kleeding (1 Tim. 2 : 9).

Even ernstig als de Heilige Schrift de ware schaamte voor het zondige aanprijst, waarschuwt zij om niet toe te geven aan de valsche schaamte, die juist omgekeerd betrekking heeft op wat goed in de oogen des Heeren is.

De psalmist zong reeds: „Ook zal ik voor koningen spreken van uwe getuigenissen, en mij niet schamen” (Ps. 119 : 46). De apostel Paulus verklaart op zijn voetspoor midden in een wereld, waarin de boodschap des kruises een dwaasheid of ergernis was: „Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet” (Rom.

I : 16). En Jezus vermaant ons, zeggende, dat wie zich op aarde geschaamd zal hebben .Hem voor het aangezicht der menschen te belijden, bij zijn wederkomst zal ondervinden, dat Hij zich ook hunner zal schamen voor het aangezicht des Vaders in den hemel (Marc. 8 : 38).

Wij mogen ons nimmer schamen voor wat de Heere tot ons heil gedaan heeft. Deze waarschuwing vindt haar diepsten grond in het feit, dat God zich niet schaamt ons de zijnen te noemen (Hebr.

II : 16) en dat Christus zich niet schaamt ons den broedernaam te geven (Hebr. 2:11).

< >