Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Schaamte

betekenis & definitie

is een onaangenaam, een onlustgevoel over iets onbehoorlijks, dat wij of anderen zeggen of doen. Vóór den zondeval is er van schaamte nog geen sprake.

Adam en Eva wisten, dat zij naakt waren, maar zij schaamden zich niet (Gen. 2 : 25). Eerst toen zij gevallen waren en hunne oogen geopend werden, beseften zij dat zij gezondigd hadden, schaamden zich voor elkander en maakten zich schorten om hun naaktheid te bedekken (Gen. 3 : 7).

Bij de dieren komt de schaamte dan ook niet voor. En bij het kind begint het schaamtegevoel eerst te ontwaken in de schoolperiode.

De hypothese der evolutionisten als Darwin, dat de schaamte zich natuurlijk en van zelf ontwikkelt, en bijv. in een reactie van de sociale instincten tegen de egoïstische bij den mensch bestaat, is met de Schrift en de werkelijkheid in strijd. De oudste stammen zouden dan zonder schaamte en bedekking moeten geweest zijn, terwijl uit nauwkeurig onderzoek steeds weer blijkt, dat zelfs bij de verst ontaarde stammen nog eenig schaamtegevoel en bedekking der geslachtsdeelen gevonden wordt.

De schaamte komt op uit de vrees voor schande, dat men zijn naam en eereafbreuk zal doen. Zij is een gevolg van de zonde, dus een ethisch of zedelijk verschijnsel en komt alleen in de menschenwereld voor.

Men kan zich over allerlei schamen. Vooreerst over het gebied der heimelijkheid.

Adam en Eva schaamden zich voor elkander over hun naaktheid (Gen. 3 : 7).

Sem en Jafeth schaamden zich over de naaktheid huns vaders (Gen. 9 : 23).

Ontblooting van bepaalde lichaamsdeelen is menigmaal een oorzaak van schaamte (2 Satn. 6 : 20; 10 : 5; 13 : 13; Jes. 20:4; Micha 1:11; Openb. 3 : 18; 16 : 15). Dit is de zedelijke schaamte over alles wat met het geslachtsleven in verband staat.

Voorts over wat onbehoorlijk en met de zeden en gewoonten in strijd is. Zoo schaamt zich een gast, die een dwaas figuur maakt; een misdeeldeoverzijn lichaamsgebreken; een parvenu voor zijn nederige afkomst en eenvoudige ouders, enz.

Eindelijk over God en Zijn dienst. Petrus schaamde zich voor zijn Meester en verloochende Hem (Matth. 26: 69 v.v.); menig soldaat schaamt zich voor den godsdienst zijner ouders, voor het lezen in den Bijbel en het tafelgebed; en ieder Christen, die zijn zonden kent, schaamt zich voor God en heeft berouw in stof en asch.

Voor de valsche schaamte waarschuwt Jezus ons ernstig: „Want zoo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben, in dit overspelig en zondig geslacht, diens zal de Zoon des menschen Zich ook schamen, wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders met de heilige engelen” (Marc. 8 : 38). De schaamte is echter ook een zegen.

Zij is een dam, die den stroom der zonde keert. Zonder schaamte zou het zedelijk leven in bestialiteit ontaarden.

Zie over de evolutionistische beschouwing der schaamte: Darwin, The expression of the emotions in man and animal, London, 1872; Wynandts Francken, Ethische Studiën, Haarlem, blzz. 110—128; voorts Dr H.

Bavinck, Bijbelsche en Religieuze Psychologie, J.

H. Kok, Kampen, blzz. 99—102; Gereformeerde Dogmatiek2 III, blz. 201.

< >