Geboren 21 December 1795, overleden 9 Augustus 1883. Door een vrome moeder opgevoed, bood hij zich reeds op negentienjarigen leeftijd aan als zendeling bij het Londensch Zendingsgenootschap.
In 1816 werd hij uitgezonden naar Zuid-Afrika. Natal voor zich gesloten vindende, vestigde hij zich eerst te Kaapstad.
Na veel tegenwerking, want zoowel de Regeering als de Boeren beschouwden de zending onder de Kaffers als gevaarlijk en nutteloos, werd hem eindelijk toegestaan zich te vestigen in Namaqualand bij de Oranjerivier. Na veel gevaren en moeilijkheden opende hij een zendingspost te Warm Bad.
Hier kwam hij in aanraking met een berucht Kafferhoofd, Africaner geheeten. Deze tot het Christendom overgegaan, liet zich en zijn volk onderwijzen in de Christelijke leer- en levensbeginselen.
De bekeering van dit hoofd met zijn stam maakte een diepen indruk, daar men zoo iets voor onmogelijk had gehouden. In 1819 teruggekeerd in Kaapstad, voerde hij een warm pleidooi voor de zending onder de verschillende Kafferstammen.
In 1821 gehuwd begon hij een nieuw arbeidsveld te Kuruman, in Bechuaneniand. De eerste jaren was zijn werk hier schijnbaar vruchteloos, maar hij legde zich nauwgezet toe op taalstudie en kwam zoo tot Bijbelvertaling.
Op zijn eigen drukkerij drukte hij met eigen hand eerst het Evangelie van Lucas en vervolgens verschillende Bijbelboeken, totdat hij in 1857 geheel alleen den ganschen Bijbel had vertaald en uitgegeven, in de taal der Bechuanen.
Zijn arbeid beperkte zich niet tot zijn zendingspost alleen, maar hij deed vele reizen en heeft als pionier-zendeling veel bijgedragen tot ontsluiting van het donkere Afrika.
Hij mocht veel zegen op zijn werk aanschouwen. Waren de Bechuanen een woest, wild heidensch volk toen hij er kwam, bij zijn vertrek liet hij hen achter als een grootendeels gechristianiseerd volk met eigen geschreven taal.
In 1870 kwam hij oud en zwak terug in Engeland, met zijn vrouw Mary Moffat, die hem meer dan vijftig jaar trouw had bijgestaan in al zijn zendingswerk. De Universiteit van Edinburg erkende zijn verdienste door hem in 1872 honoris causa te benoemen tot doctor in de theologie.
Hij is geweest een der groote zendingshelden, die veel heeft mogen tot stand brengen voor het Koninkrijk Gods.