Zoon van Ethelfrith, geboren circa 612. Hij werd in Schotland opgevoed en gedoopt.
In 642 werd hij koning van Bernicia. Hij liet, nadat Oswin een aangeboden veldslag ontweken was, in 651 dezen dooden.
Daardoor kwam hij in het bezit van Deira, maar hij trachtte zijn misdaad goed te maken door een kloostergoed in Gilling bij Richmond te schenken. Hij gaf zijn dochter Alchfleda ten huwelijk aan Peada (zoon van Penda) onder voorwaarde, dat hij en zijn onderdanen Christenen zouden worden.
Hij bewoog ook zijn gast Sigebert, koning van de Oostelijke Angelsaksen, om zich den doop te laten toedienen. Op 15 November 655 overwon hij den heiden Penda, die in den slag sneuvelde.
Hij begunstigde het Christendom in Mercia, waar hij met zijn schoonzoon Peada het klooster Peterborough stichtte. Eerst was Oswy de IroSchotsche leer toegedaan, maar in 664 op de synode te Whitby kwam hij onder invloed van Wilfried van het Roomsche Paaschfeest en liet met Egbert van Kent Wigbert van Rome tot aartsbisschop wijden.
Hij wilde zelve ook naar Rome reizen, maar hij stierf, voordat hij uitvoering aan zijn voornemen kon geven 15 Februari 670. Zijn dochter Elfleda stierf in 713 als abdis van Whitby. (J.
H. Landwehr, Handboek der Kerkgeschiedenis II 35 e. v.).