(afkomende van het Latijnsche woord opportunus, geschikt, ter gelegener tijd geschiedend) is de naam voor de „practische politiek” van zulke menschen, die, op welk gebied ook, niet naar vaste beginselen handelen, zich niet door eigen vaste principes in hun gedragingen laten leiden en beheerschen, maar hun handelwijze telkens weer laten afhangen van „den eisch van het oogenblik”. Ze kunnen nü tegen, dan vóór éénzelfde zaak zijn, omdat ’t hun onder bepaalde uitwendige omstandigheden nü beter voorkomt tégen, dèn vóór te pleiten.
In de geschiedenis komt de naam „opportunisten” voor als gegeven aan een groep die zich, nadat Frankrijk een republiek was geworden, om Gambetta schaarde. Maar nog steeds mag en moet „opportunist” heeten ieder afzonderlijk persoon die, bij elke beslissing welke hij moet nemen, te rade gaat met wat, gezien de omstandigheden, het meest gewenscht schijnt.
Ten aanzien van zeer neutrale aangelegenheden kan deze wijze van doen zooveel kwaad niet. Maar in betrekking tot alle kwesties, waarbij een beginsel gemoeid is, moet een man van karakter alle opportunisme verfoeien.