De zonde van de onkuischheid vormt de tegenstelling met de deugd van de kuischheid. Kuisch beteekent oorspronkelijk niet-vuil, zuiver en rein, en dit woord heeft dan ook een veel ruimer zin dan alleen het overeenstemmen met den eisch van het zevende gebod.
Wij spreken b.v. van gekuischte taal, en wij bedoelen dan het gezuiverd zijn van alle ruwheid en platheid. Echter verstaan wij onder kuischheid gewoonlijk de reinheid en zuiverheid op het gebied van het sexueele leven, zoodat onkuischheid is de zonde van onreinheid op dit terrein.
Deze zonde schuilt reeds in de begeerten van de ziel, en openbaart zich verder in alle onkuische gedachten, woorden, gebaren en daden, terwijl zij geprikkeld en gesterkt wordt door alle onzedelijkheid in en buiten den mensch, welke laatste vooral in onzen tijd toeneemt. In dit gruwelijk kwaad vervalt de mensch, wanneer hij zijn natuurdrift, zijn sexueele begeerten, de lusten van zijn vleesch niet brengt onder de tucht van zijn wil, en niet door zijn geest de bewegingen des vleesches begeert.
Deze tucht en deze beheersching zijn ook wel mogelijk door de Gemeene Gratie (waarbij dan allerlei deugden van matigheid, soberheid etc. de onkuischheid tegengaan), maar zij komen pas ten volle tot haar recht, wanneer de mensch, door den Geest wedergeboren in de kracht van Christus, deze zonde bestrijdt en de onkuischheid, als een gruwelijk kwaad voor den Heere, vliedt. De onkuischheid leidt dikwerf tot overspel, hoererij en allerlei verborgen zonden en komt ook in het huwelijk voor.
Dan wordt tusschen man en vrouw de eisch tot eerbaarheid uit het oog verloren en aan de lagere hartstochten vrij spel gelaten. Dan wordt de „samenvlieting der zielen”, de geestelijke, hoogere levenseenheid gekrenkt, en de adel van het huwelijk in het slijk gesleurd.
De onkuischheid wordt vooral in de hand gewerkt door het Neo-Malthusianisme, en allerlei practijken om het moeder-worden te voorkomen. Zij ondermijnt het zedelijk leven en ontwricht het huwelijk.
De Heilige Schrift waarschuwt met grooten ernst tegen dit gruwelijk kwaad. Wie onkuisch is, schendt zijn lichaam en ziel, die tempelen Gods zijn.