Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Olijfboom

betekenis & definitie

(olea europaea) behoort tot de klasse der tweezaadlobbigen (dicotyledones), tot de onderklasse der eenbloembladigen (monopetalae), tot de orde der gedraaidbloemigen (contortae) en tot de familie der olijfachtigen (oleaceae). Hij wordt 10 meter hoog, heeft altijdgroene, overstaande bladeren, kleine, witte, welriekende bloemen met 2 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel.

De vrucht van den olijfboom, olijf geheeten, is een steenvrucht, ongeveer zoo groot als een kers; het vruchtvleesch (pericarpium) bevat 50 procent olie, die er uitgeperst wordt en onder de namen olijfolie, boomolie, slaolie, genuaolie, provenceolie in den handel komt. Italië, Griekenland, Zuid-Frankrijk en Syrië met Palestina produceeren thans de meeste olijfolie.

Van het zesde jaar af levert de olijfboom vruchten; hij vereischt weinig zorg, kan 2000 jaar oud worden en komt thans ook voor in Amerika en Australië. De wilde vorm van den olijfboom draagt den naam van oleaster.

Op zulk een wilden stam wordt de tamme olijftak ingeënt. Men kan den veredelden olijfboom ook vermenigvuldigen door stekken en door wortelloten (Ps. 125 : 3).

Reeds in overoude tijden werd de olijfboom in Klein-Azië, Syrië, Egypte en Palestina aangekweekt (Deut. 8 : 8; 28:40).David en Salomo bevorderden de teelt ervan, zoodat een groot gedeelte van het Joodsche land bedekt was (en nog is) met olijfbosschen en olijftuinen, en de . Israëlieten aanzienlijken handel dreven in olijfolie met de omliggende landen, vooral met Fenicië en Egypte ( 1 Kon. 5 : 11; 2 Kron. 2 : 10; Ezech. 27 : 17). Zeer talrijk zijn de plaatsen in den Bijbel, waarin van olijfboomen (Deut. 24 : 20; Richt. 9:9; Job 15 : 33), olijfolie (Ex. 27 : 20; Lev. 24 : 1) en olijven (Ex. 27 : 20; Micha 6 : 15) gesproken wordt. De duif uit Noach’s ark keerde terug met een afgebroken olijfblad in den bek (Gen. 8 : 11). Olijfolie werd door de Israëlieten gebruikt als voedingsmiddel (Lev. 2:4 en 5), bij het offeren (Lev. 2 en 14), als zalfmiddel (Ex. 29 : 7), als geneesmiddel (Jes. 1:6; Luc. 10 : 34), als brandstof in lampen (Ex. 25 : 6). Behalve als spijsolie (vooral in Zuid-Europa) wordt olijfolie thans veel gebruikt als smeerolie en bij de zeepbereiding.

< >