of nieuw-geplanten. Zoo noemde men in den ouden tijd hen, die pas in een geheim verbond, bijv. de mysteriën van Elcuris, waren opgenomen.
In den eersten Christelijken tijd gaf men in de gemeente den naam Neophyt aan een pas-gedoopte; ook wel aan een jeugdigen Christen, die nog maar kort bij de gemeente behoorde (1 Tim. 3 : 6). Het beeld Neophyt is ontleend aan Job 14 : 9, Ps. 144: 12, Ps. 128 : 3 en is zeer Paulinisch, omdat de apostel de stichting eener gemeente een planting noemt (1 Cor. 3:6).
In latere tijden noemde men Neophyten de nieuwelingen in een klooster.