Onder het naturalisme verstaan wij in het algemeen die richting, die alleen de werkelijkheid van deze natuur, van de natuurlijke wereld erkent, en van een boven-natuurlijke openbaring niet weten wil. Dit naturalisme kan echter in onderscheiden beteekenis voorkomen.
Het valt samen met het materialisme, wanneer men geen andere natuur kent dan de stoffelijke wereld, de zelfstandige realiteit van het geestelijke loochent, en het laatste, het psychische, uit het eerste, het materieele, verklaart. Ten tweede kan ook naturalisme genoemd worden elke strooming, die wel de werkelijkheid van het geestelijke erkent, die ook in deze wereld onderscheidt tusschen stof en geest, maar een transcendent God boven deze wereld verwerpt; dan is naturalisme eigenlijk hetzelfde als pantheïsme, en wil men alleen weten van onpersoonlijke, eeuwige, goddelijke krachten in de wereld.
En eindelijk kan onder naturalisme verstaan worden die richting, die we gewoonlijk noemen het deïsme of rationalisme. Dit deïstisch naturalisme belijdt nog wel een persoonlijk God; erkent ook nog een algemeene openbaring Gods in de natuur, de geschiedenis en het innerlijk leven van den mensch, maar verwerpt de mogelijkheid en zelfs de noodzakelijkheid aan een bijzondere, bovennatuurlijke openbaring.
Zoo werd reeds geleerd in de zeventiende eeuw door de voorloopers van de Aufklärung in Engeland. De grondlegger van dit naturalisme, dat dus alleen van een natuurlijke, niet van een geopenbaarde, supranatureele religie wilde weten, was Eduard Herbert (gestorven 1648), terwijl zijn volgelingen waren John Locke (gestorven 1704); John Toland (gestorven 1712), en Mattheus Tindal (gestorven 1776).
Dit naturalisme heeft gevoerd tot het stoutste rationalisme, dat niet alleen alle openbaring Gods maar ook alle religie verwerpt. En hierop moet het naturalisme uitloopen.
Wie de supra-natureele openbaring Gods loochent, wie de natuurlijke wereld het een en het al acht, wie alles, wat boven de natuur uitgaat, onmogelijk acht, maakt deze wereld zelfstandig en onafhankelijk van God, en kan tenslotte het geloof in God niet meer handhaven. Religie en bovennatuurlijke openbaring hangen ten nauwste met elkander samen; het eene is zonder het andere niet mogelijk.
Daarom is ook elke poging om de groote openbaringsfeiten en de heilswonderen naturalistisch te verklaren uitgeloopen op een feitelijke loochening van deze feiten, en heeft dit resultaat duidelijk in het licht gesteld, dat het naturalisme zich stelt tegenover de Heilige Schrift. Het acht wonder en genade geheel overbodig; natuurkracht en natuurlijke godsdienst zijn alles, maar daarmee vervalt de waarachtige religie, die haar grond vindt in dien God, Die niet met de natuur samenvalt, maar, hoewel Hij ook immanent is in deze wereld, toch transcendent boven haar verheven is, en Zich in Zijn genade en in den persoon van Jezus Christus aan haar openbaart.