(= God heeft gegeven, gave Gods) is de naam van een geroepen discipel van Christus, van wien wij alleen lezen in het Evangelie naar de beschrijving van Johannes.
Het omstandig verhaal, dat de Evangelist Joh. 1 : 46—52 geeft van Nathanaëls roeping, doet vermoeden, dat hij later één van de twaalf apostelen is geworden, want met al de discipelen, van wie het verhaal in Joh. 1 spreekt, is dit het geval geweest. Bovendien komt zijn naam Joh. 2l : 2 voor tusschen de namen in van hen, die allen apostelen waren.
Een moeilijkheid is echter, dat de naam Nathanaël niet voorkomt in de apostellijsten bij de Synoptici en in de Handelingen der Apostelen. Augustinus rekende hem daarom niet onder de twaalf apostelen. Hij zegt: „Tot geen van de twaalve heeft Jezus gezegd wat van Nathanaël gezegd is: Ziedaar waarlijk een Israëliet. Daarnaar gerekend, had hij de eerste onder de apostelen moeten zijn, en hij is zelfs niet de laatste. Waarom niet? Waarschijnlijk is Nathanaël iemand geweest, kundig en ervaren in de Wet. En dat was de reden, waarom de Heere hem niet onder de discipelen wilde stellen, dewijl Hij onkundigen verkoos om alzoo de wereld te beschamen”.
Zoo was het oordeel van Augustinus over Nathanaël. En met hem oordeelden ook evenzoo Chrysostomus, Gregorius van Nyssa, Gregorius de Groote e.a. Eerst in later tijd drong eigenlijk de opinie door, dat Nathanaël wel een apostel was en dat hij dezelfde is als de in de apostellijsten genoemde Bartholomeüs. En dit gevoelen is thans vrij algemeen. Het verschil van naam pleit daartegen niet, omdat de naam „Bartholomeüs” d. i. zoon van Tolmai, slechts den naam van den vader uitdrukt, maar deze zoon van Tholomeüs moet dan toch ook een eigen naam gehad hebben, en dat kan dan gevoegelijk de naam Nathanaël geweest zijn. Ook is wel opmerkelijk, dat Bartholomeüs in 3 van de 4 apostellijsten naast Filippus genoemd wordt, een verbinding, die zich zeer goed verklaren laat, wanneer deze Bartholomeüs dezelfde is als Nathanaël, die immers door Filippus tot Jezus werd geleid.
Wat wij van Nathanaël in het Evangelie lezen, doet ons hem kennen als afkomstig van Kana in Galilea (Joh. 21 : 2) en als een oprecht en rondborstig man. Indien hij bezwaren en vooroordeelen heeft, komt hij rond daarmede voor den dag; toch is hij ook weer niet van het slag van die, die aan hun vooroordeelen zoo stijf vasthouden, dat zij zich niet in den weg willen stellen, die hun hun bezwaren ontnemen kan.
Uit geen minderen mond dan dien van den Heiland zelve werd hij, — en zóó, dat hij het hooren kon — verwaardigd met het treffelijk getuigenis: Zie, waarlijk een Israëliet, in welken geen bedrog is. En de Heiland verklaart er vervolgens ook bij, waarop dit zijn oordeel gegrond is: Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgeboom waart, zag ik u. Hoewel de Heere het er niet bij zegt, geven deze zijne woorden toch duidelijk te verstaan, dat daar, onder dien vijgeboom, onder welken hij schuilplaats gezocht heeft, veel in Nathanaëls binnenste moet zijn omgegaan, hetzij van schuldbelijdenis, hetzij van uitzien naar den Messias. En nu is het niet alleen dit, dat Jezus hem dóór, toen hij voor aller oog meende verborgen te zijn, toch gezien heeft, maar veelmeer dit, dat Jezus hem daar ook in zijn hart gezien heeft en getuige is geweest van zijn verborgenste gedachten, hetwelk bij Nathanaël door de genadewerking des Heeren alle nevelen als met één slag wegvaagt en het volle licht doet opgaan en doorbreken over Jezus’ persoon en werk. Met zijn oprechte ziel geeft hij zich nu geheel en al gewonnen. In volle overtuiging des harten roept hij uit: Rabbi gij zijt de Zone Gods, gij zijt de Koning Israëls. En de Heere spreekt zijn Amen uit over dit ontluikend geloof van Nathanaël en geeft het een rijke belofte van wasdom als vrucht van nog grootere dingen, die het zien zal.
Verder lezen wij van Nathanaël in het Evangelie niet veel meer. Alleen wordt zijn naam nog genoemd en zijn tegenwoordigheid nog vermeld bij de derde openbaring van den opgestanen Jezus aan zijn discipelen bij de zee van Tiberias (Joh. 21 : 1—14). Hij treedt daar echter niet op den voorgrond. En verder wijkt hij geheel en al terug en wordt nergens afzonderlijk meer vermeld.
Zie ook art. Bartholomeüs.