Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mordechai

betekenis & definitie

Een Joodsch man, die in de geschiedenis van de Joden in Babel onder Ahasveros (zie het boek Esther) een belangrijke plaats inneemt. Hij wordt genoemd een zoon van Jaïr, „den zoon van Simei', den zoon van Kis, een man van Jemini” een van de weggevoerden door Nebukadnezar (Esther 2: 5, 6).

Deze Mordechai had na den dood van Abichaïl zijn oom, en diens vrouw, hun verweesde dochter Hadassa (Esther) in huis genomen als kind. Toen deze Esther, na het verstooten van Vasthi door den koning, aan het hof kwam met andere maagden, en tot koningin gekozen werd, bleef Mordechai haar met vaderlijken raad bijstaan, en vertoefde daartoe gedurig in de nabijheid van de poort des konings (Esther 2:11, 19).

Hierdoor was hij in staat den ontdekten moordaanslag op den koning ter kennis van Esther, en alzoo van den koning te brengen. Dit feit werd van groote beteekenis voor zijn verdere geschiedenis en die van het volk der Joden.

Het Joodsche volk in Babel had namelijk een verklaarden vijand in den aanzienlijken Haman, die door den koning boven alle vorsten verheven was, en door allen met den diepsten eerbied bejegend werd, maar van Mordechai niet de eer ontving die het volk hem bewees, zoodat hij met toorn vervuld, den koning overhaalde tot goedkeuring van zijn voornemen, om het gehate volk in Babel te verdelgen.Als Mordechai hiervan kennis ontvangt, komt hij met gescheurde kleederen en in zak en asch, tot voor de poort des konings, en laat aan Esther ter hand stellen een afschrift van de wet die Haman had doen uitgaan van den burg Susan, om de Joden te verdelgen, en vraagt haar, voor den koning te pleiten voor haar volk. Als Esther bezwaar maakt, daar zij niet ongeroepen tot den koning kan gaan, dringt Mordechai ernstig aan, en het gevolg is dat Esther verzoekt een vasten van drie dagen van alle Joden in Susan; „en alzoo zal ik tot den koning gaan hetwelk niet naar de wet is. Wanneer ik dan omkome, dan kome ik om” (Esther 4 : 16b). Als zij echter ten derden dage tot den koning gaat, verkrijgt zij genade in zijnoogen. Zij begeert van den koning dat hij kome met Haman tot den maaltijd dien zij bereid heeft. Intusschen ontvangt de grootheid van Haman een gevoeligen knak als in den slapeioozen nacht van Ahasveros uit de voorgelezen kronieken de herinnering weer levendig wordt aan den moordaanslag op den koning die door Mordechai ontdekt was, en waarvoor dezen thans vergelding geschiedt, doordat Haman Mordechai moet rondrijden, versierd met het kleed dat de koning pleegt aan te trekken, en op het paard, waarop de koning pleegt te rijden, en met de koninklijke kroon op zijn hoofd.

Daarna aan den maaltijd wijst Esther Haman als den vijand van haar volk aan, wat ten gevolge heeft, dat deze gehangen wordt aan de galg, die hij voor Mordechai gemaakt had. Mordechai wordt daarna verhoogd en ontvangt den ring des konings aan zijn vinger. Esther ontvangt met Mordechai verlof om te niet te doen het bevel van Haman dat tot de 127 landschappen uitgegaan was. En den Joden die in elke stad waren, werd toegelaten zich te vergaderen, en voor hun leven te staan, om te verdelgen, om te dooden en om te brengen alle macht des volks en des landschaps die hen benauwen zou, de kleine kinderen en de vrouwen, en hun buit te rooven; zoodat de Joden zich mochten wreken aan hunne vijanden. Toen ging Mordechai uit, van voor het aangezicht des konings in een hemelsblauw en wit koninklijk kleed en met een grooten gouden kroon, en met een opperkleed van fijn linnen en purper. „En de stad Stad Susan juichte en was vroolijk.” Bij de Joden was licht en blijdschap en vreugde en eere (Esther 8 : 16).

Ter herinnering aan deze gebeurtenis werd toen door Mordechai ingesteld het Purimfeest op den 14en en 15en dag der maand Adar „omdat Haman de zoon van Hammedatha, de Agagiet, aller Joden vijand, tegen de Joden gedacht had hen om te brengen, en dat hij het Pur, dat is het lot had geworpen om hen te verslaan en hen om te brengen” (Esther 9 : 24).

In deze geschiedenis van Mordechai, ziet men, hoewel de naam Gods in het boek Esther niet voorkomt, de bizondere leiding Gods, die Hij met Zijn volk gehouden heeft. Mordechai wordt als eens Jozef voor Israël in Egypte, gebruikt als een instrument in de hand Gods; bepaaldelijk om de haat en de vijandschap van het slangenzaad te breken en het volk Gods te bewaren voor den ondergang. De trouw Gods en de onwankelbaarheid van Zijn verbond komt helder in de geschiedenis uit, waarin Mordechai een bizondere plaats inneemt. God staat aan de zijde van Zijn volk, en regeert alle dingen zoo, dat de toeleg der vijanden verijdeld wordt en Zijn volk bewaard blijft.

< >