Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Millo

betekenis & definitie

is langen tijd een raadsel geweest en nog heden ten dage kan het niet voor opgelost gelden.

Allereerst hooren we van een Millo in Sichem. In Richt. 9 : 6 is sprake van „het geheele huis van Millo”, dat hier genoemd wordt naast „al de burgers van Sichem”. We hebben hier dus te doen met de bewoners van een gedeelte der stad, welke naast de „burgers” een eigen plaats innemen, de bewoners dus van Millo. Hetzelfde zegt vs. 20, waar weer „de burgers van Sichem” en „het huis van Millo” naast elkander worden genoemd, die in hun strijd met Abimelech verteerd zullen worden, maar niet zonder Abimelech zelf ook te zien ondergaan.

Met vele voorgangers houdt ook Prof. Böhl De opgraving van Sichem (Zeist 1927) vast aan de gedachte van een verband tusschen Millo en het Hebreeuwsche werkwoord male' — vol zijn, zoodat Millo zou beteekenen „ophooging, opvulling”. Daarmede zou dan hier in Sichem bedoeld zijn het groote tempelterras in zijn geheel, dat immers kunstmatig opgehoogd of opgevuld was tot een hoogte van 6 M.” (bl. 28). Op bl. 37 wordt het begrip wat wijder genomen : „de geheele bovenstad met het tempelterras”. Waarschijnlijk klinkt dit niet: „het huis van het tempelterras”. Wanneer we daaronder nu nog de priesters van Baal-Berïth mochten verstaan, dan zouden we althans begrijpen, waarom dezen afzonderlijk naast de burgers worden genoemd.

Maar dan is het weer niet duidelijk, hoe die hun naam ontleenen aan het feit, dat het terras van hun tempel opgehoogd was. Ook niet, waarom ze niet genoemd worden wat ze toch immers waren: de priesters van Baal-Berïth. Hier blijft het vraagteeken dus voorloopig nog staan.

Ook Jeruzalem heeft een Millö gehad. Hiervan is sprake 2 Sam. 5 : 9, 1 Kon. 9 : 15, 24, 11 : 27, 1 Kron. 11 : 8, 2 Kron. 32 : 5, waar gezegd wordt, hoe David, Salomo en Hiskia aan „het Millo” gewerkt hebben. Om te weten wat dit beteekent, gaat men dan uit van 1 Kon. 11 : 27; „Salomo bouwde het Millo, hij maakte de pèrès van de stad van zijn vader David dicht”. Daarbij onderstelt men zonder meer, dat beide deelen van dezen zin op eenzelfde betrekking hebben, vertaalt pèrès, dat gewoonlijk „bres” beteekent, door „opening”, houdt vast aan een nauw verband tusschen Millo en male' en komt langs dien weg tot de gedachte, dat dit Millo van Jeruzalem een groote waterdam moet geweest zijn, die het Tyropéon afsloot.

In den laatsten tijd komt men echter weer terug tot de gedachte, die men ook bij de Kantteekeningen van de Staten-Vertalers op 1 Kon. 9 : 15 vinden kan, dat Millo een belangrijk deel van de versterkingen van den Jebusieten burcht moet geweest zijn, een fort of iets dergelijks, dat dan in het Noord-Oosten moet gezocht worden.

In die richting zoeken ook Macalister en Duncan, die in 1924, ’25 in opdracht van het Palestine Exploration Fund op den ouden Jebusietenburcht interessante opgravingen hebben laten doen en beweren verschillende resten gevonden te hebben van een oud fort, dat tot den eersten koningstijd zou moeten opklimmen. De rapporten, door Duncan gepubliceerd in de Quarterly Statements van het bovengenoemde Fund, geven echter nog geen voldoend antwoord op de vraag, waarop deze identificatie steunt. Het blijft dus voorloopig nog onzeker, of dan althans dit gedeelte van het raadsel is opgelost.

< >