De Melkweg is een band van matten lichtglans, die in heldere nachten met het bloote oog aan den hemel zichtbaar is. In de maanden Augustus en September is hij in ons land het beste waar te nemen.
Als een onregelmatige, breede melkwitte band loopt hij langs den hemel door de sterrenbeelden Cassiopeia, Perseus, Wagenman, Tweelingen, Groote Hond, Zuiderkruis, Schutter, Arend, Zwaan en Cepheus. Zoo omspant hij den geheelen hemel.
Reeds voor het ongewapend oog is de Melkweg rijk aan afwisseling, maar in een telescoop biedt hij een nog veel grootscher aanblik.Democritus heeft al ondersteld, dat de Melkweg zou bestaan uit louter kleine sterretjes, zoo dicht opeengedrongen, dat het één doorloopende witte gordel schijnt te zijn. Wanneer men een kijker gebruikt, blijkt dit inderdaad juist te zijn. In groote kijkers hebben de meeste nevelwolken zich opgelost in honderdduizenden sterretjes.
Om het vraagstuk van den bouw van het heelal op te lossen is een nauwkeurige bestudeering van den Melkweg noodzakelijk. Sir William Herschel (1738—1822) heeft daarmede reeds een begin gemaakt en in de negentiende en twintigste eeuw heeft men dezen arbeid verder voortgezet. De Nederlanders Dr C. Easton en Dr A. Pannekoek hebben zich den laatsten tijd daarbij o.a. zeer verdienstelijk gemaakt. Het is gebleken, dat de Melkweg niet slechts van locale beteekenis is, maar nauw verband houdt met de structuur van het heelal.
Wanneer men aan den hemel den Melkweg nadert, neemt het aantal sterren voortdurend toe. In den Melkweg is het aantal sterren per vierkanten graad 10 maal zoo groot als in een streek, die daarvan 90° verwijderd is. De Melkweg is een gordel, die ons sterrenstelsel omsluit. De zon ligt in de nabijheid van het vlak, dat men zich door den Melkweg kan denken en is waarschijnlijk niet zoo heel ver van het middelpunt van den Melkweggordel verwijderd. De middellijn van dezen gordel bedraagt zeker eenige tienduizenden lichtjaren.