Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Meeldauw

betekenis & definitie

is de gemeenschappelijke naam van een aantal sporeplanten, die tot de hoofdgroep der loofplanten (thallofyta), tot de klasse der zwammen (fungi), tot de onderklasse der zakzwammen (ascomycetes) behooren en de familie der meeldauwschimmelplanten (erysibaceae), vormen. Het zijn woekerplanten zonder wortel, zonder stengel, zonder bladgroen.

Zij leven op en ten koste van bladeren, stengels en vruchten van vele zaadplanten, zooals hop, erwt, berberis, roos, wijnstok, kruisbes, eik, populier, eschdoorn. Hun geheele ontwikkeling wordt afgespeeld op de oppervlakte der genoemde plantendeelen, die dan met wit stof of met meel schijnen bestrooid te zijn: vandaar de naam.

De eigenlijke meeldraadplant wordt gevormd door draadvormige zwamvlokken (mycelium), die een warnet van draden vormen en hier en daar met sporenhuisjes bezet zijn. Sommige dezer draden (hyfae) doorboren de buitenste wand der opperhuidcellen en nemen de gedaante aan van knotsvormige buizen (haustoria), die den inhoud dier cellen opzuigen en de woekerplant daarmee voeden.

De onvrijwillige gastheer kan nu zijn functies niet meer naar behooren vervullen en begint te kwijnen. Een der schadelijkste meeldauwzwammen is de druivenschimmel (erisyfe of oïdium tuckeri), die op de bladeren en op de nog onrijpe druiven van den wijnstok leeft, den geheelen oogst doet mislukken en in 1852 den wijnbouw van het eiland Madeira vernietigde.

Zeer schadelijk voor den wijnstok is ook een andere zwam, die niet alleen in de opperhuidcellen, maar ook in dieper gelegen cellen doordringt en ze uitzuigt. Deze parasiet heet perenospora viticola, bedekt met haar sporenhuisjes als een wit meel de bladeren en wordt valsche meeldauw genoemd.Tot de zakzwammen behoort ook de bekende moederkoornschimmel (claviceps purpurea), waarvan de zwamdraden in de vruchtbeginsels der bloemen van korenaren, vooral van rogge en tarwe leven. De aangetaste vruchtbeginsels zonderen dan een zoet vocht, korenhonigdauw, af, waardoor insekten aangelokt worden, die de sporen heinde en ver verspreiden. Later verhardt het mycelium en wordt houtachtig en zwart van kleur; dit is het giftige moederkoorn, dat een gevaarlijke en langdurige ziekte kan veroorzaken. De brandschimmels, die de familie der echte brandzwammen (ustilaginaceae) vormen, dragen dien naam, wijl hun donkerbruine poedervormige sporen (brandsporen) zwarte vlekken doen ontstaan op haver, tarwe, rogge, gerst, mais, suikerriet en andere grassen en de aren er doen uitzien, alsof ze verbrand waren. Evenals een stuifmeelbuis dringen deze sporen, van den stempel uit, de vruchtbeginsels van genoemde planten binnen en besmetten inwendig de graankorrels. Worden nu zulke korrels gezaaid, dan groeit de schimmelplant mee en dan bevat de aar tenslotte slechts een zwart poeder, alsof de aar verzengd was.

Dit poeder bestaat uit sporen, die spoedig verstuiven en door den wind verstrooid worden. Daarom worden deze woekerplanten ook stuifbrandschimmels genoemd; ze vernielen dikwijls een groot gedeelte van den korenoogst en maken de graankorrels zelfs voor het vee ongenietbaar. Ze behooren bijna alle tot het geslacht ustilago. Er is nog een andere familie van brandschimmels, die steenbrandschimmels (tilletiaceae) heeten en waarvan de meest bekende tot de geslachten urocystis en tilletia (stinkzwam of smeerzwam) behooren. De sporen hiervan verstuiven niet reeds voor den oogst op het land, zooals die der vorige familie, maar vormen een soort van zwarte korrel, die bij het dorschen open springt en de graankorrels uitwendig besmet.

Meeldauw is hoogstwaarschijnlijk dezelfde schimmelplant, die in den Bijbel (Deut. 28:22; 1 Kon. 8 ; 37; 2 Kron. 6 : 28; Amos 4:9; Hagg. 2 : 18) honigdauw heet. Door het woord brandkoorn, dat in dezelfde teksten voorkomt, worden brandschimmels of misschien ook wel moederkoorn aangeduid. Honigdauw is eigenlijk een zoet smakende stof, die in den zomer dikwijls de bladeren van vele planten als met een kleverig vernis bedekt en een lievelingskost der mieren is. Zij bestaat uit de exkrementen van bladluizen. In deze stof woekeren gaarne meeldauwschimmels.

< >