Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Maon

betekenis & definitie

I. De woonplaats van Nabal, op het gebergte Juda in de nabijheid van den Karmel gelegen (Joz. 15 : 55; 1 Sam. 15 : 2).

De plaats is nog aanwijsbaar in Teil Main, 4 uur ZuidOostelijk van Hebron. Zij vormt den rand van de woestijn van Juda.

Daarom heet (1 Sam. 23 : 24) de naar de Doode zee dalende woestijn „de woestijn van Maon”. De heuvel, door ruïnen omgeven, biedt een schoon gezicht tot Hebron en de Doode zee.II. Maon, Maonieten (Richt. 10 : 12) ook wel Meunieten is de naam van een volk, dat vijandig stond tegenover Israël (1 Kron. 4 : 41; 2 Kron. 20:1; 26:7). Ze komen voor in verbinding met de Filistijnen en Arabieren. De plaats 1 Kron. 4 : 41 wijst naar het Zuiden van Negeb, waar zij door de Simeonieten verdreven werden, en 2 Kron. 20 : 1, 10, 22 wijst naar het gebergte Seïr. De naam Maon heeft zich waarschijnlijk nog gehandhaafd in Maan, 2 mijlen Oostelijk van Selah aan den karavaanweg naar Mekka. De in Ezra 2 : 50 onder de Nethinim genoemde kinderen der Meunieten kunnen krijgsgevangenen uit dit volk geweest zijn.

Dat deze Meunieten behoord hebben tot het rijk van Maan (Minaeers), die later door de Sabaeërs verdreven zijn, schijnt wel te moeten aangenomen worden. Deze oude Minaeërs beheerschten den handel in wierook van Hadhramót tot Gaza en Egypte, en bezaten een kolonie in het land van Midian. De hoofdgod heette Wadd (d.i. vriend, eigenlijk: liefde) en waarschijnlijk werd deze god in het Oost-Jordaanland vereerd als Baal-Meon (Heer van Maon).

III. Maon, de vader van Beth-Zur (1 Kron. 2 : 45), een nakomeling van Kaleb. Of deze in relatie gestaan heeft tot de stad Maon, is niet zeker.

< >