Het Hebreeuwsche woord isch beteekent man. De vrouwelijke vorm ischah wordt in onze Staten-Overzetting vertaald door manninne.
Zoo doet ook Luther. In Gen. 2 : 23 lezen wij: toen zeide Adam deze is ditmaal been van mijne beenen en vleesch van mijn vleesch, men zal ze (ischah) Manninne heeten, omdat ze uit den man genomen is.
Om dit laatste goed uit te laten komen is dat woord Manninne gekozen. „De vrouw werd geschapen uit een rib uit Adams zijde; niet uit zijn hoofd om over hem te heerschen, niet uit zijn voeten, om door hem vertreden te worden, niet uitzijn zijde, om gelijk aan hem te zijn, van onderzijn arm, om beschermd te worden, en uit de nabijheid van zijn hart, om bemind te worden”. (Henry).