Omtrent oorsprong en doel van het instituut der G. M.
V. (Gereformeerde Mannenvereeniging) kan worden verwezen naar de stellingen, op den len Bondsdag der G. M.
V. verdedigd, die aldus luiden: De G. M.
V. voorziet in de behoefte aan meerder contact tusschen onze Gereformeerde mannen en biedt steun aan de ontwikkeling en verdieping van het Gereformeerde leven. Het doel van deze G.
M. V. is: de gelegenheid te bieden onder hare leden aan te wakkeren en te verdiepen de kennis der beginselen van Gods Woord, in verband met hunne positie op het terrein van het persoonlijk, huiselijk en kerkelijk leven.Dit doel beheerscht hare werkwijze. Niet voor iedere G. M. V. geldt dezelfde methode. Gerekend moet worden met plaatselijke en gewestelijke toestanden. Toch is eenheid in hoofdgedachte noodig, opdat er meer kracht van dezen arbeid uitga.
De werkwijze behoort te zijn, wat de onderwerpen aangaat, deels principiëel, deels actueel. Onder ’t principiëele behoort: Schriftonderzoek, behandelen van de drie Formulieren van eenigheid, Kerkenorde en Liturgische Formulieren. Onder ’t actueele behoort: anti-Christelijke stroomingen; levensvragen; reformatorische vraagstukken.
Na de inleiding, die hoogstens 30 minuten dure, volge bespreking van het onderwerp, dat behandeld is.
De bestaande vereenigingen hebben zich geconstitueerd in een Bond van Gereformeerde Mannenvereenigingen in Nederland. Het ontstaan van dezen Bond ligt in een samenkomst, die gehouden is in de pastorie te Overschie. Deze leidde tot een vergadering van afgevaardigden, gehouden 15 November 1921 in Rotterdam. Hier werd een referaat geleverd over ’t nut en doel der G. M. V. en de noodzakelijkheid van organisatie bepleit. Na breede discussie werd de volgende motie aangenomen:
„De vergadering van afgevaardigden van G. M. V., gehoord de besprekingen, spreekt uit, dat zij de oprichting van een Bond van G. M. V. noodzakelijk acht, en neemt daartoe de noodige maatregelen.” Op een volgende vergadering, 29 December 1921 te Rotterdam gehouden, werd een conceptreglement besproken; terwijl 24 Februari 1922 tot oprichting van een Bondsorganisatie werd besloten. Negen vereenigingen traden toe. Een voorloopig bestuur werd gekozen en de uitgave van een blad voorbereid.
Het aantal aangesloten vereenigingen bedroeg Maart 1927, dertig.
Het doel van den Bond der G. M. V. is volgens artikel 2 van zijn reglement: dienstbaar te zijn aan den in- en uitwendigen bloei der reeds bestaande of nog op te richten G. M. V. in Nederland; onder zijn leden aan te wakkeren en te verdiepen de kennis der beginselen voor het Gereformeerde leven. Hij zal zich onthouden van alle georganiseerde actie om daardoor te trachten rechtstreeks invloed uit te oefenen op den gang van zaken in onze Gereformeerde kerken.
De Bond heeft volgens artikel 3 tot grondslag Gods onfeilbaar Woord, naar de opvatting der drie Formulieren van eenigheid. Onder de middelen (artikel 4) ter bereiking van het doel wordt genoemd het uitgeven van een Bondsblad, waarvan Ds C. J. van der Boom te Overschie Hoofdredacteur is. In het orgaan worden schetsen over verschillende onderwerpen gegeven. Raadslieden van den Bond zijn de Professoren Dr F. W.
Grosheide, Dr A. A. van Schelven, Dr J. Ridderbos en Dr A. G. Honig.
Dat de arbeid in dezen niet ongezegend is, blijkt uit ’t feit, dat de 30 aangesloten vereenigingen pl.m. 1000 leden tellen, zoodat de langzaam groeiende actie blijkt levensvatbaarheid te hebben.
Het nut van den vereenigingsarbeid op dit terrein kan groot zijn. Na de openbare geloofsbelijdenis gaat men niet meer ter catechisatie. Op de jongelingsvereeniging blijft men slechts enkele jaren. Op de mannenvereeniging komt men nu tot voortgezette studie der beginselen en vrije uitwisseling van gedachten.
Het nut van den Bond dezer vereenigingen is onmiskenbaar. De Reformatie van 11 April 1924 maakte er enkele goede opmerkingen over. Hij voorkomt of zet recht plaatselijke eventueele afwijkingen, indien er ergens in een vereeniging eenige georganiseerde oppositie tegen een kerkeraad beoogd werd. Men kan in de vereenigingen nu profiteeren van elkanders inzicht. Zóó komt men eenzijdigheden te boven. Men kan nu een orgaan onderhouden en ontvangt daarin bestendig advies. Ook wordt concentratie van krachten door het saamleven in een Bond bevorderd en krachtsverspilling tegengegaan.