I. De naam van Buddha’s moeder.
In de Buddhistische geschriften, ook in de oudste, de Pali-geschnften, is Buddha’s geboorte reeds geheel in het licht van het Buddhistisch leersysteem verhaald. Buddha uit het geslacht der Sakja is de religieuse genius van zijn tijd.
De wet, die hij verkondigt, blijft steeds dezelfde, doch de menschheid vergeet haar. Daarom moet telkens een nieuwe verlosser verschijnen.
Deze daalt uit den hemel, waar de Bodhisatvas, d.i. zij, die voor de waardigheid van Buddha bestemd zijn, wonen voor hun laatste geboorte. Zoo is nu een Bodhisatva als een vijfkleurige lichtstraal in Maja’s moeder-lichaam ingegaan.
In den hof Lumbini werd het kind geboren, terwijl Maja zich vasthield aan de twijgen van een boom. De aarde beefde en een wonderbaar licht straalde uit.
Het kind, dat zij baarde, was liefelijk als een Lotus-bloem en droeg de 32 kenmerken der volkomen schoonheid. De góden brachten het een kostbaar gewaad.
En het kind riep uit: ik ben de heer der wereld. Van dezen dag hebben mijn geboorten een einde.
Zie het artikel over het Buddhisme.II. Het woord, dat in de Brahmaansche filosofie dient om den bedriegelijken schijn van het niet-weten te noemen. Volgens de Brahmaansche leer van het Vedanta-systeem heeft alleen het absolute in den strikten zin des woords een zijn. Het andere heeft slechts den schijn van het zijn, is een bedriegelijk zijn. Dit is Mdja (Majd). Het wordt als zoodanig het vrouweiijk principe der scheppende godheid. Zie het artikel over Brahmanisme.