I. Beteekenis en afleiding van het woord Magiër is onzeker.
Evenmin staat vast, of de naam oorspronkelijk aanduiding was van den priesterstand der Meden, later ook van de Perzen, dan wel van de Babyloniërs overging naar de Perzen.Vast staat, dat — indien althans Rab-Mag, (Jer. 39 : 3 en 13) terecht wordt opgevat als: opperste magiër — ook bij de Babyloniërs deze benaming en functie in zwang was.
Of men hen al dan niet scherp onderscheiden wil van de „Chaldeërs”, die o.a. Dan. 2 : 2, 10 voorkomen als „wijzen” en „droomuitleggers”, doet weinig ter zake. Want in later tijd in ieder geval werd deze onderscheiding niet scherp in acht genomen; en de kolonies van „magiërs”, die vóór het begin onzer jaartelling naar het Oosten van Klein-Azië, naar Frygië en Lydië kwamen, hebben zonder twijfel ook den invloed der practijken van de Babylonische sterrewichelaars en astrologen ondergaan.
Wordt in Matth. 2 : 1 gesproken van magiërs uit het Oosten (Statenvertaling: wijzen), dan moet gedacht aan mannen, die zich met astrologie bezighielden, den sterrenhemel bestudeerden, en hieruit het lot der menschheid en bijzondere gebeurtenissen meenden te kunnen aflezen.
Het waarnemen van een ster van ongewone helderheid was voor hen het teeken van de geboorte van „den Koning der Joden”; geleid door het licht, hun geschonken, reisden zij naar Jeruzalem, om verder te onderzoeken.
Hun getal wordt in de Heilige Schrift niet genoemd; in overeenstemming met het getal der geschenken, die zij medebrachten, goud, wierook en myrrhe, spreekt de latere legende van drie; omdat men in Matth. 2 : 10 v. de vervulling zag van Ps. 72 : 10 (vgl. Jes. 60:6), werden zij tot „koningen” gemaakt.
In de oude christelijke kunst worden zij wel voorgesteld als dienaars van de Perzische godheid Mithras, en genoemd Caspar, Melchior en Balthasar.
II. Het woord magiër komt in het Nieuwe Testament ook nog voor in Hand. 13 : 6, 8, van Elymas, hier in volstrekt ongunstigen zin van iemand, die met tooverkunsten omgaat, vgl. ook Hand. 8 : 9, 11, waar „tooverij” wordt verweten aan Simon, gewoonlijk dan ook aangeduid als Simon de toovenaar of Simon Magus.