Zuid-Oostelijk van Afrika; door de 250 K. M. breede Straat van Mozambique van Afrika’s vasteland gescheiden; groot 585300 K.
M.2, een van de grootste eilanden der aarde.Het Oosten heeft hoog bergland (Ankaratra gebergte) met zeer ongezonde kust, het Westen is laag en droog, en in het midden verheft zich een gezond steppenplateau.
Getal inwoners ruim 3½ millioen, van wie ruim 18000 Europeanen, pl.m. 6000 Aziaten en over de 3.000.000 Inlanders (deels Maleiers of Hova’s in het Oosten [de Hova’s de begaafdste en krachtigste der volksstammen met een getal van ruim 900.000], deels Negers of Sakalaven in het Westen). Landbouw] en veeteelt nog altijd de hoofdbronnen van bestaan.
Tegen het einde der 18de eeuw kregen over bijna geheel het eiland de Hova’s de heerschappij, wier taal overheerschend werd bij al de stammen. (Radama I [1810—1828], Ranavalona I [1828-1861]).
Begonnen in 1863 met hun intrige-spel, wisten de Franschen de koningin Ranavalona III (1883— 1897) eerst te dwingen tot erkentenis van Frankrijks protectoraat, en daarna Madagascar tot een Fransche kolonie te maken (Augustus 1896). De koningin werd in 1897 verbannen en stierf 1917 in Algiers.
Wat de Hova-dynastie niet had vermocht, deed het Fransche bewind, onder de G. G. Gallieni en Augagneur: exploitatie der rijke hulpbronnen, óók in de buiten-provincies; aanleg van wegen en spoorlijnen; inrichting van post- en telegraafdienst ; stichting van scholen; vaststelling van het recht der Inlanders, etc. etc. Behalve landbouw en veeteelt kwamen er: cultures (kokospalm: copra), zijdewormteelt, houtaankap, grafiet-productie, gouddelven, rijstbouw, suikeraanplant, zeepfabrieken etc.
Zending
I. Vóór de Fransche heerschappij: Onder de veel voor Europeesche cultuur voelende Radama I vestigde zich het Londensch Zendingsgenootschap in de hoofdstad Tananarivo (1820), en stichtte in die stad en haar omgeving vele scholen.
De aan de religie en gebruiken der voorvaderen zeer gehechte Ranavalona I wees in 1836 de Zendelingen weer uit, verdrukte en vervolgde de Christenen, wier getal evenwel toenam.
Haar naamgenoot Ranavalona II brak geheel en al met het heidendom, liet alle afgoden verbranden, ontving den Doop en bouwde in haar paleis een kerk. Daarmee was ineens het Christendom „volkszaak” geworden, en groote massa’s gingen tot het Christendom over. In 1867 telde het Londensch Zendingsgenootschap 90 gemeenten, 101 predikers, 5255 belijdende leden en 20.000 „aanhangers”; en 30 jaar later stonden de cijfers op 1048 predikers, 62749 belijdende leden en 288.834 „aanhangers”, d. i pl.m. 10 % der bevolking. Jammer, dat de independistische richting dezer Zending een stevige organisatie van het zooveel omvattende Zendingswerk hinderde, en tevens een zelfstandig optreden van de „paleiskerk” met een 60.000 leden niet verhinderen kon. Maar daartegenover kwamen andere Zendingsgenootschappen hulp bieden, wat ook tegenover de scherp concurreerende Fransch-Jezuïetische Zending wel noodig was: de S. P.
G. (Society for the Propagation of the Gospel in Foreign Parts) in het kustland van het Oosten, de Kwakers in het midden van het eiland, het Luthersche Noorweegsche Zendingsgenootschap èn de twee Amerikaansch-Noorsche Zendingscorporaties n.l.. de Vereenigde Luthersche kerken en de Luthersche Vrijkerk in het Zuid-Oosten en het Zuidwesten. Heel het Zendingswerk werd beter georganiseerd, in schooldienst, medischen dienst en opleiding; het getal Protestantsche Christenen klom tot 450.000, terwijl de Roomschen hun bekeerlingen op 50.000 stelden.
II. Tijdens de Fransche heerschappij: Zware stormen:
a. Tijdens den algemeenen opstand tegen de Fransche overweldiging (1895/96) woedde de haat ook uit tegen Zendelingen en gemeenten; een paar Zendelingen werden vermoord, en de anderen ontgingen nauwelijks den wreeden dood; 750 kerken gingen in vlammen op of werden vernield; het scheen wel, alsof het woedende heidendom de Christelijke kerk op Madagascar geheel onder den voet loopen zou.
b. Na het met moeite dempen van den opstand: het kuipen van de Jezuïeten, die bij de vijandige stemming van Frankrijk tegen Engeland het parool „Roomsch is Fransch” uitgaven, en zelfs een groot getal Protestantsche kerken en kapellen öf met list öf met geweld aan zich brachten; en daarbij het met name op onderwijsgebied tegen de Protestantsche Zending ageeren van den met argwaan jegens de Engelschen vervulden Gallieni, wat de Parijsche Zending aanleiding gaf om helpend en steunend tusschen beide te treden;
c. het anticlericalistisch drijven van den G. G. Augagneur, die o. m. het gebruiken der kerken voor scholen verbood, waardoor ¾ van alle scholen moesten gesloten worden (onder dat besluit vielen ook de Jezuïetische èn de Parijsche Zending).
Sinds de Entente Cordiale tusschen Frankrijk en Engeland heeft de Protestantsche Zending een weer wat gunstiger positie verkregen. Op allerlei gebied hebben de Protestantsche Zendingen zich nauwer aaneengesloten; ook zijn zij tot een betere verdeeling van de terreinen gekomen, met het doel het gansche eiland te bezetten en alom het Evangelie te brengen. Ondanks al de teisterende stormen neemt de Protestantsche Zending toch op Madagascar een beteekenisvolle plaats in. In 1918 waren er: 164 Zendelingen, 1510 gemeenten met pl.m. 525.000 leden, 963 inlandsche dominees en 6694 „leekenpredikers”. Toch is uitbreiding en versterking nog dringend noodzakelijk. Want de Roomsche Missie, die veel van de begunstiging der Fransche regeering profiteerde, heeft reeds een bijna even groot getal volgelingen, en zet het werk in haar vijf apostolische vicariaten met kracht door. Ook de propaganda van den Islam neemt toe, vooral in het Noord-Westen, waar hij reeds 75.000 aanhangers telt.