is de naam, waarmede het heelal wordt aangeduid door de wijsgeeren, welke den mensch beschouwen als een microcosmos, d. i. een wereld in het klein. De mensch zou dan een spiegel of afbeelding zijn van het heelal, een concentratie van de elementen en krachten van het universum, zoodat uit een bestudeering van de natuur van den mensch de natuur van den macrocosmos gekend zou kunnen worden.
Beschouwingen over de analogieën tusschen mensch en wereld vinden wij bij vele Grieksche filosofen en in later tijd o.a. bij Paracelsus, Schopenhauer, Schelling en Lotze.
In de natuurwetenschap worden deze woorden in anderen zin gebruikt. Men noemt macrocosmos de wereld, die wij met onze zintuigen, zoo noodig versterkt door instrumenten, waarnemen, en microcosmos de wereld van het atoom, waarvan wel vele wetten langs indirecten weg gevonden zijn, maar die zich, althans tot dusver, onttrekt aan onze waarneming.