Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Maagdenburg

betekenis & definitie

Reeds tijdens Karel den Groote wordt Maagdenburg als koopstad genoemd. Keizer Otto I stichtte er in 937 een Benedictijner klooster.

Hij verhief de stad tot zetel van een aartsbisschop. In de dagen der Reformatie vond de nieuwe leer er ingang.

Toen de inwoners het Interim verwierpen, werden zij in den ban gedaan en op 16 September 1550 tot 1551 werd de stad, het bolwerk der Protestanten, unsers Herr Gotts Kanzlei, genoemd, door keurvorst Maurits van Saksen belegerd, doch bij de overgave met verschooning behandeld. Gedurende den 30-jarigen oorlog werd de stad in 1629 28 weken tevergeefs belegerd, maar in 1631 omsingelde Tilly haar opnieuw.

Op 10 Mei 1631 werd de stad ingenomen, verbrand en geplunderd. Alleen de Dom, het klooster van Onze Lieve vrouw en enkele kleine huizen werden gespaard.

Meer dan 30.000inwoners werden gedood. In 1632 werd de stad door de Zweden bezet en in 1636 weder door de keizerlijke troepen en de Saksers belegerd en bij capitulatie ingenomen.

Bij den Westfaalschen vrede verviel het aartsbisdom als wereldlijk hertogdom (1648).

< >