Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Lucretia Wilhelmina van Merken

betekenis & definitie

Geboren 1721, gestorven 1789 was een der meest gevierde en gezaghebbende poëten uit de tweede helft der 18e eeuw. Zij en haar man, de eveneens in zijn tijd bekende dichter N.

S. van Winter, zijn „de hekkesluiters” van het Fransch-classicisme, maar van die richting, die het grootste deel der 18e eeuw overheerschend was geweest, nog zeer kenmerkende vertegenwoordigers. Aanstonds blijkt dat uit haar eerste werk, het treurspel Artemines, dat duidelijken invloed van Corneille verraadt, en uit haar „heldendicht” in den trant van de toenmaals zeer gewaardeerde Bijbelsche epiek van Abraham Hoogvliet: David, en de treurspelen, die vaderlandsche stof dramatiseeren, Maria van Bourgondië, Gravinne van Holland, Jacob Simonszoon de Rijk en Het beleg der stad Leyden.

Behalve het heldendicht (een tweede proeve van epiek was Germanicus) zijn al deze stukken vertoond en hebben, door den bijval dien ze oogstten, het aanzien van de dichteres zeer vergroot. Geheel in overeenstemming met den geest van den tijd legde zij in haar werk ook een zedelijke strekking (de zegeningen van vaderlandsliefde, kinderliefde, ouderliefde, standvastige huwelijksliefde e.d.); vaak zelfs was een dergelijke moralisatie het thema van een of ander treurspel (b.v. van Sebille van Anjou, Gelonide, Louize d’Arlac e.d.).

Haar grooten roem echter verwierf zij zich met haar leerdichten De ware geluksbedeeling en vooral Het nut der Tegenspoeden. In dit laatste, uitvoerige werk, bezingt zij in vloeiende rijmen het voordeel van het lijden als een oefenschool tot vorming van het karakter, onder verwijzing naar Bijbelsche voorbeelden; zij houdt aan haar lezers Christus in zijn geduldig lijden als toonbeeld voor en wijst op het hemelsch vaderland waar bekroning wacht na de doorgestane moeite.

Het persoonlijke van dit leerdicht en het moraliseerend karakter, passend op de gevoelens, ook de slappe godsdienstige gevoelens van den tijd, deed het vele dankbare lezers vinden (in de Camera, die 70 jaar jonger is, wordt het nog genoemd als geliefd bij typen als Mej. van Naslaan). Voor onzen tijd heeft het, gelijk al het werk van deze dichteres, alleen nog historische waarde.

De opvattingen van poëzie en van kunst in ’t algemeen zijn met de andere richting, die spoedig opkwam, ook geheel andere geworden.

< >