Roomsche catechismus. Deze bevatte van ouds het credo of apostolicum, het Pater noster en eenige kerkelijke gebeden.
Later werden daarbij gevoegd het Gloria en het Ave Maria. In den tijd van Karel den Grooten moesten de Peten de kinderen wennen aan de kerk en hun de geloofsartikelen en het Onze Vader inprenten.
Later werd deze taak door de geestelijkheid overgenomen. Zij bestond meer in geheugenwerk dan in een bewerken van de kinderziel.In de negende eeuw verschenen handleidingen. De Disputatio puerorum van Alcuinus en de Theottsca catechesis van Otfried van Weiszenburg. Bruno, bisschop van Würzburg, gaf een catechismus. Ook Thomas Aquinas bewerkte een commentaar op het Credo, Pater noster, Ave Maria, de Tien Geboden en de Sacramenten. Boven het materieele uitgaande en meer lettend op de methodiek is De parvulis ad christum trahendis van Joh. Gerson.
Zijn Opusculum is tevens een biechtboekje. Onder den invloed van het concilie van Trente, 1545—1563, herleefde de catechese en werden vele practische toepassingen en voorschriften gegeven. Zeer bekend is de Catechismus Romanus met een Epitome, een kort begrip, 1570. Eveneens de catechismus van Petr. Canisius. Ook deze bieden louter practijk.
Possevin in zijn Epistoia de ratione docendi catechismi, 1583. en C. Borromeus gaan dieper. Tegen het einde der 17de eeuw kwam een betere theorie. P. Neumayr in zijn Rhetorica catechetica (1766) onderscheidt in de methode: propositio, explicatio, applicatio en excercitatio. Tegenwoordig legt de Roomsche kerk zich met alle kracht toe op de jeugdzorg en de leiding van de kinderziel.