De man, die het kettergericht moest houden en in de geheele procedure op den voorgrond trad, werd kettermeester genoemd. Een berucht kettermeester was Koenraad van Marburg, die de biechtvader was van de heilige Elisabeth, landgravin van Thüringen en Hessen (zie art).
Nadat deze meedoogenlooze man twee jaren met onverbiddelijke gestrengheid geheerscht had, werd hij door enkele edellieden vermoord (1233). Een tweede kettermeester was Koenrad Dorso, die ook een gewelddadigen dood vond.
In 1367 benoemde Urbanus V nog twee kettermeesters, van wie Walter Karling zeer berucht geworden is. Onder paus Gregorius XI werd Eylhard Schönfeld kettermeester voor Saksen.
Onder de regeering van Karel V (1515—1555) werd François van der Hulst (1522) kettermeester.