Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kerkrecht

betekenis & definitie

1. Het begrip

Kerkrecht is het systeem van de bepalingen voor de rechtsverhoudingen in het kerkelijk leven. In elke georganiseerde gemeenschap geldt een zekere rechtsorde, waaraan haar leden gebonden zijn. De kerk van Christus heeft ook een eigen recht, onafhankelijk van den staat. R. Sohm in zijn Kirchenrecht I, ontkende dat, en trachtte aan te toonen, dat de begrippen „kerk” en „recht” met elkander in strijd zijn. De kerk zou geestelijk en uit God, maar het recht aardsch en uit de wereld zijn.

Dit is echter niet zoo. Het recht is evengoed uit God als de kerk, en wel het recht voor heel de schepping, voor hemel en aarde, voor engel en mensch, voor staat en kerk. Het kerkrecht is juist het recht, dat God voor het kerkelijk leven verordend heeft. Wanneer wij aan de kerk haar recht toekennen treden wij niet op het terrein van de wereld over, maar blijven wij op kerkelijk gebied.

2. De ontwikkeling

Christus gaf aan Zijn kerk de bevoegdheid in overeenstemming met Zijn Woord haar eigen rechten en plichten te regelen. Al spoedig werden die in een eigen systeem van kerkrecht saamgevoegd. Reeds bij Tertullianus komt de naam kerkrecht (jus ecclesiasticum) voor. Zelfs ontwikkelde zich het kerkrecht al spoedig tot een allesomvattend canoniek recht d. i. een verzameling van allerlei bepalingen, die de Roomsche kerk niet alleen voor het kerkelijk, maar ook voor het burgerlijk leven maakte b.v. voor het huwelijk, erfrecht, strafrecht, misdrijven enz. Kerkrecht is dan een onderdeel van het canonieke recht, en het canonieke recht behoort niet tot de theologische, maar tot de rechtswetenschap. Dit laatste is ook de opvatting van vele Duitsche theologen inzake het Luthersche kerkrecht.

Dit kenmerkt zich, in tegenstelling met het Roomsche, waarin aan de kerk zeggenschap over den staat wordt toegekend, juist omgekeerd hierdoor, dat aan de overheid zeggenschap over de kerk toekomt. Ook dit behoort tot de rechtswetenschap. Het Gereformeerde kerkrecht daarentegen draagt een eigen karakter.

Alle recht is uit God, maar Hij heeft de macht over de kerk aan Christus en de macht over den staat aan de overheid opgedragen. Kerk en staat hebben elk een eigen rechtssfeer van God ontvangen. Want Christus oefent Zijn macht over de kerk op aarde door de ambtsdragers uit en heeft aan de ambtsdragers de bevoegdheid gegeven op grond van Gods Woord de noodige wetten en bepalingen voor het kerkelijk leven te maken. Het Gereformeerd kerkrecht behoort tot de theologische wetenschap.

3. De bronnen voor het kerkrecht zijn:
a. De Heilige Schrift. Zij is de eerste bron. In haar liggen de beginselen voor het kerkelijk leven.
b. De belijdenisschriften der kerk, waarin zij de hoofdbeginselen voor het kerkelijk leven kortelijk hebben vastgelegd,
c. De kerkenordeningen, waarin de voornaamste bepalingen voor het kerkelijk leven kortelijk zijn samengevat.
d. Kerkelijke besluiten, die naar aanleiding van concrete gevallen genomen zijn.
e. Geschriften over kerkrecht. En
f. de algemeene rechtsbeginselen, die voor de schepping gelden en menigmaal van beteekenis zijn voor de kerken.

< >