Een monnikenorde, in de 12de eeuw ontstaan. Zij dankt haar oorsprong aan een kruisvaarder, Berthold geheeten.
Deze was graaf van Limoges en hij stichtte in 1156 aan de Eliabron op den berg Karmel een vereeniging van kluizenaars, aan welke vereeniging de patriarch van Jeruzalem Albert in 1209 den regel van Basilius voorschreef, welke paus Honorius III in 1324 bekrachtigde. Omdat de leden der orde door de Saracenen verdrukt werden, verlieten deze Palestina en reisden in 1238 over Cyprus naar Europa, waar zij als Fratres b.
Mariae de monte Carmelo het karakter van een bedelorde aannamen en vooral in Frankrijk tot bloei geraakten. Zij ontkenden hardnekkig, dat Berthold hun orde gesticht had, en verkondigden, dat Elia hun orde in het aanzijn had geroepen en dat de jonkvrouw Maria een ordezuster in hun gemeenschap geweest was.
Onder den generaal Simon Stock (1245—1268) breidde de orde zich zeer uit. Deze generaal was de trots van de orde.
Hij ontving, volgens het zeggen der orde, een scapulier uit de hand van de moeder Gods. De scapulier was een bruine doek, die over de borst en de schouders gedragen werd in vier stukken, waarop een kruisteeken gestikt was op de borstzijde.
De moeder Gods zou bij het overhandigen van dezen scapulier de woorden gebezigd hebben: in hoe moriens aeternum non patietur incendium d.w.z. wie, met dezen scapulier bekleed, sterft, komt niet in het eeuwige vuur. Zeventig jaren later verscheen volgens de legende der orde de heilige jonkvrouw aan paus Johannes XXII en deelde aan dezen mede, dat zij eiken Zaterdag in het vagevuur afdaalde, om allen, die den scapulier droegen, ten hemel in te leiden.
Dat is de z.g.n.
Sabbatin-aflaat.
Paus Paulus V bevestigde nog in de 17de eeuw de wonderkracht van den scapulier. De andere bedelorden ondervonden de onheilige concurrentie, die door deze legende hun aangedaan werd.
De orde nam steeds grooter afmetingen aan. Zij nam ook nonnen en tertiarii in haar midden op.
Daar er verval in de orde kwam, werden pogingen tot reformatie gedaan. Dit geschiedde voornamelijk in Spanje door de congregatie van de onbeschutte Karmelieten, (d. i.
Karmelieten zonder scapulier). Zeer beroemd is geworden de strijd tusschen de Karmelieten en den Jezuïet Papenbroek, die in de Acta Sanctorum de afstamming der orde van Elia, de onafgebroken rij der generaals van de orde bestreed en de legende van den scapulier loochende.
Paus Innocentius XII moest in 1698 aan de twistenden het zwijgen opleggen, want er was een storm opgestoken, die zich maar niet wilde neerleggen.