Andreas Bodenstein von Karlstadt, later naar zijn geboorteplaats kortweg Karlstadt genoemd, geboren omstreeks het jaar 1480 en te Basel in 1541 gestorven, was een vurig voorvechter van de Hervorming in Duitschland. Na zoowel te Erfurt als te Keulen gestudeerd te hebben, trad hij in 1505 op als docent aan de hoogeschool te Wittenberg, waar hij in 1510 den graad behaalde van doctor in de Theologie.
Vijf jaar later behaalde hij bovendien op een reis naar Italië ook nog den graad van doctor in de Rechten. Als streng Thomist (volgeling van Thomas van Aquino) stond hij aanvankelijk vrij scherp tegenover Luther (wien hij in 1512 te Wittenberg tot doctor theologiae gepromoveerd had), maar later door dezen op de geschriften der kerkvaders en bepaaldelijk op Augustinus gewezen, koos hij zijne zijde en verliet eveneens de Roomsche kerk.
Toch bleef er tusschenhem en Luther op menig punt verschil van gevoelen bestaan, hetgeen vooral tot uiting kwam, toen Luther op den Wartburg vertoefde. In dien tijd bestreed Karlstadt nl. met kracht de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in het brood en den wijn bij het Avondmaal en trachtte hij ook de verwijdering van de beelden uit de kerken door te zetten.
De invloed van Luther, die inmiddels van den Wartburg was teruggekeerd, bleek echter te Wittenberg sterker dan die van Karlstadt, zoodat in dit opzicht zijn wensch niet in vervulling ging. Zelfs werd Karlstadt in 1524 om zijn, in veler oog al te radicale hervormingen uit Saksen verbannen.
Door Luther’s bemiddeling keerde hij evenwel in 1525 weer in Wittenberg terug, nadat hij verschillende van zijn vroegere uitspraken eerst herroepen had. Zijn vrijheid bleef evenwel beperkt; het recht om ook maar iets door de drukpers te publiceeren werd hem ontzegd, terwijl zijn gangen voortdurend werden nagegaan.
Enkele jaren later, toen de Avondmaalsstrijd tusschen Luther en Zwingli ontbrandde, nam hij de herroeping van zijn vroegere uitspraken weer terug en koos openlijk Zwingli’s zijde. Het verder leven in Wittenberg was hem daardoor echter onmogelijk geworden.
Hij nam de wijk naar Zwitserland, waar hij in 1534 als hoogleeraar aan de Universiteit te Basel werd aangesteld. Hier overleed hij in 1541 aan de pest.