Dichter van vele geestelijke liederen, geboren 1 Augustus 1801 te Hannover, studeerde van 1821—1824 theologie in Göttingen. Daarna werd hij garnizoens- en gevangenisprediker te Hameln, in 1837 predikant te Wechholt.
Nadat hij daar 13 jaar gediend had, werd hij superintendent te Wittingen. Toen hem dit te zwaar werd, verplaatste men den hooggeschatten man naar Peine (1853).
Toen hij daar stond, benoemde de theologische faculteit te Göttingen hem tot doet. theologiae. In 1859 ging hij naar Burgdorf, waar hij 28 September 1859 stierf.
De eerste verzameling zijner gedichten verscheen in 1833 onder den titel Psalter und Harfe. (In 1883 werd van dien bundel de 47ste oplage uitgegeven.) Op aandrang van vele zijden kwam er in 1843 een tweede verzameling gedichten in het licht. (In 1883 de 35ste oplage.) Na zijn dood gaf Prof. A.
Peters in 1863 een derde verzameling uit. (In 1883 de 5e oplage.) Spitta wist uitnemend den toon van het Evangelische Duitschland te treffen.