Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Karl Gerok

betekenis & definitie

Geboren 1815 te Vaihingen. Als student werd hij meer beïnvloed door Schleiermacher dan door zijn eigen theologische professoren.

In 1844 diacoon in Böblingen, sinds 1849 in Stuttgart, eerst diacoon, dan deken, en eindelijk hofprediker. Hij heeft allereerst beteekenis gehad voor de religieuze poëzie.

Zijn Palmbldtter verschenen het eerst in 1857. In 1905 was een 79ste druk noodig.

Dan zijn van zijn hand Pfingststrofen, bij het volk ook zeer geliefd. In bijzondere mate heeft Gerok beteekenis gehad als prediker.

Hij muntte meer uit door den schoonen vorm dan door diepgaanden inhoud. Toch was hij een meester, wat de kanselwelsprekendheid betreft.

Zijn welluidende taal, zijn echte gemoedelijkheid, zijn practische opmerkingen, zijn warme geloofsovertuiging en zijn vriendelijke noodiging tot de wateren des heils hebben duizenden onder zijn prediking getrokken of zijn door zijn uitgegeven preeken (6 deelen) verkwikt. Uit een homiletisch oogpunt waren zijn preeken modellen.

Hij had een zeer beminnelijk karakter, was altoos hulpvaardig, werkte gaarne mede aan allen Christelijken arbeid der barmhartigheid en was ook een uitnemend en getrouw herder.

Het dogmatisch element was in zijn prediking niet sterk.

Daardoor was hij niet zeer belijnd. Hij stichtte meer, dan dat hij leerde.

Behalve zijn preeken gaf hij ook een verklaring van de Psalmen uit in drie deelen, en een verklaring van de Handelingen der Apostelen, alles in bijbellezingen. Hij stierf 14 Januari 1890.

< >