Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kardecisten

betekenis & definitie

Aanhangers en volgelingen van Allan Kardec (een andere naam voor H. Rivail, een Fransch spiritist), die de leer der reïncarnatie voorstond.

Het stelsel van dezen spiritist komt op het volgende neer: God is eeuwig, onveranderlijk, onstoffelijk, almachtig, rechtvaardig en goedertieren. Hij heeft het heelal geschapen, dat alle levende en levenlooze, stoffelijke en onstoffelijke wezens omvat.

De stoffelijke wezens vormen de zichtbare wereld, de onstoffelijke de onzichtbare, de geestenwereld. De geestelijke wereld is de normale, de oorspronkelijke, de eeuwige, welke er was, voor er stof was, en welke er zijn zal, wanneer er geen stof meer zal wezen.

De lichamelijke wereld is maar secundair. Zij kan ophouden te bestaan.

De geesten nemen voor een tijd een vergankelijk, stoffelijk omhulsel aan. De verwoesting van dit omhulsel, dood genoemd, brengt den geest weder tot vrijheid.

Onder de verschillende soorten van lichamelijke wezens is naar den wil van God de mensch alleen bestemd, om geesten te herbergen, die tot een zekere mate van ontwikkeling gekomen zijn. Daarom staat de mensch boven de dieren.

De menschelijke ziel is een geest, die zich -geherbergd heeft in het lichaam, dat maar een weggaand omhulsel is.Er zijn in een mensch drie bestanddeelen:

1°. het lichaam, d. i. het stoffelijk deel, dat met de dieren overeenkomst heeft en door het zelfde levensbeginsel gedreven wordt;
2°. de ziel, d. i. het onstoffelijke deel, de in het lichaam verblijvende geest;
3°. de band, die lichaam en ziel verbindt, het tusschen stof en geest bemiddelend beginsel.

De mensch heeft dus twee naturen. Naar zijn lichaam heeft hij de natuur der dieren, welker instinct hij ook bezit, en naar zijn ziel bezit hij de natuur der geesten. De band tusschen ziel en lichaam wordt de peresprit genoemd. Deze is van half-stoffelijken en half-geestelijken aard. De dood is niets anders dan de verwoesting van het grove omhulsel, maar de geest behoudt een zeker aetherisch lichaam, welk lichaam voor ons in gewone omstandigheden onzichtbaar is. Toch kan zulk een geest met een aetherisch lichaam zich zichtbaar, soms zelfs tastbaar maken, zooals dat openbaar wordt bij de geestverschijningen.

De geesten behooren tot verschillende klassen. Ze zijn verschillend in macht en invloed, in weten en willen. De geesten van de eerste klasse zijn de hoogere geesten die zich van de andere geesten door hun volmaaktheid, hun kennis en hun nabij-God-zijn onderscheiden. Dat zijn de Engelen of reine geesten. De andere klassen verwijderen zich telkens meer van deze hoogere orde. Op den laagsten trap staan de geesten, die nog alle menschelijke boosheden openbaren, haat, nijd, hoogmoed enz.

De geesten blijven niet altoos in dezelfde orde. Zij kunnen op de geestelijke ladder opklimmen. Zij kunnen verbeterd worden. Deze verbetering geschiedt, doordat ze tijdelijk in een lichaam intrek nemen. Het stoffelijk leven is een beproeving voor de geesten, die echter noodzakelijk is met het oog op hun verbetering. Als het lichaam verwoest wordt bij den dood, keert de geest weder in de geestelijke wereld.

Tot op het oogenblik, dat de geest weder in een lichaam gezonden wordt (reïncarnatie) behoort de geest tot de wandelgeesten. Deze wandelgeesten bewonen het heelal en zijn overal aanwezig. Ze omringen ons ieder oogenblik en zij zien, wat wij doen. Zij hooren, wat wij spreken. Het is een bevolking, die ontelbaar is.

De wandelgeesten zijn dus die geesten, die niet in een lichaam zijn ingelijfd. Zij vormen een onzichtbare bevolking, die ons eiken dag van alle zijden omringt.

Die geesten oefenen grooten invloed uit niet alleen op de geestelijke wereld maar ook op de stoffelijke. Ze hebben macht over de gedachten zoowel als over de stof. Er zijn heel wat natuurverschijnselen, die men vroeger niet verklaren kon, maar die enkel en alleen aan die wandelgeesten moeten worden toegeschreven.

De goede geesten wekken de menschen op tot het goede. Zij doen ons staande blijven in de verdrukking en zij schenken ons kracht, om den last des levens met moed en dapperheid te dragen. De booze geesten daarentegen drijven ons aan tot zondigen. Het is hun een genot, om ons aan henzelven gelijk te maken.

De betrekkingen van de geesten tot de menschen zijn verborgene of openbare. De verborgene zijn die, welke invloed uitoefenen, hetzij ten goede of ten kwade op ons weten. De openbare kennen wij door schrift of woord, dat de geesten ons doen kennen door hun mediums.

De geestverschijningen zijn van-zelf-komende of tevoorschijn-geroepene. In het algemeen kan men alle geesten oproepen, zoowel die van beroemde personen als de geesten van onbeduidende personen; zoowel de geesten van ouders en vrienden als die van vijanden. Schriftelijk en mondeling kunnen wij van deze geesten mededeelingen ontvangen omtrent den toestand aan de andere zijde des graf. Zij deelen ons, wanneer wij dat verlangen, ook hunne gedachten mede over ons en zij lichten voor ons den sluier der toekomst op.

De geesten worden door zekere sympathieën beheerscht. De hoogere geesten zoeken voornamelijk ernstige vereenigingen op, waar liefde tot de deugd en streven naar zedelijke verbetering wordt gevonden. Maar de lagere geesten komen alleen bij menschen, die door nieuwsgierigheid gedreven worden. De geesten, die deze menschen bezoeken, geven geen onthullingen over hun bestaan, maar zij foppen de menschen (fopgeesten) of deelen niets-beteekenende zaken mede.

De zedeleer van de hoogere geesten is vervat in het woord van Christus: handelt tegenover iedereen, zooals gij zoudt wenschen, dat men met u handelde. Daar zijn echter geen misstappen, die een mensch zelf niet goed kan maken, want de mensch moet (door reïncarnatie) vele existenties doormaken en op dien weg kan hij streven naar de zedelijke volmaaktheid, het einddoel van alle goeden.

Heel deze leer is anti-Schriftuurlijk. Zij is vreemd aan de rechte kennis van zonde en genade. De mensch is hier, buiten Christus om, de schepper van zijn eigen lot en zijn eigen toekomst.

< >