Een gewas van vijf voet hoog, met zwaardvormige bladeren, met een zesbladerig bloempje en zeer sterk riekende, bittersmakende wortels. Het komt voornamelijk in Oost-Indië en Arabië voor, vanwaar het als handelsartikel naar Tyrus schijnt gekomen te zijn (Ezech. 27 : 19).
Het werd ter bereiding van de heilige zalf-olie (Exod. 30:23), en van het reukwerk (Jes. 43 : 24; Jer. 6 : 20), gebezigd en dient altijd nog als geneesmiddel tegen maagkwalen. De Hebreeuwsche naam is: riet.
Kalmus-specerijen is onder de beelden van de liefelijkheid der bruid van Christus (Hoogl. 4 : 14).