In de Heilige Schrift wordt de gemeente geteekend als de Bruid van Christus. Reeds in het Oude Testament wordt de verhouding van Jehova tot Israël weergegeven door het beeld van Bruidegom en Bruid. „Uw Maker is uw Man” (Jesaja 54 : 5). „Gelijk de bruidegom vroolijk is over de bruid, alzoo zal uw God over u vroolijk zijn” (Jesaja 62 : 5). „Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid, ja Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden.
Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof, en gij zult den Heere kennen” (Hosea 2 : 18, 19).En waar Israël afbeeldde de kerk des Nieuwen Testaments hebben we in de gemeente van Christus de ware Bruid te zien. In het Nieuwe Testament spreekt Johannes de Dooper er het eerst van, waar hij zich zelf de vriend des bruidegoms (de bruidwerver) noemt, en zegt: „die de bruid heeft is de bruidegom”, om daarmede te wijzen op de verhouding van Christus en de gemeente. Jezus zelf heeft in allerlei gelijkenis herhaaldelijk zichzelf als Bruidegom en zijn gemeente als bruid aangeduid. „Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zoolang de bruidegom bij hen is?” (Matth. 9 : 15). Het komen van Jezus tot zijn volk wordt vergeleken bij een zeker koning die zijn zoon een bruiloft bereid had (Matth. 22 : 2). Het wachten der geloovigen op de komst van Christus wordt vergeleken bij het wachten der maagden op de komst van den bruidegom (Matth. 25 : 1—12). De apostel Paulus noemt zijn apostolischen arbeid aan de gemeente van Corinthe een haar toebereiden, om haar als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus (2 Cor. 11 : 2).
En hij schrijft aan Efeze dat Christus de gemeente liefheeft, zich voor haar overgeeft, haar heiligt en reinigt, opdat hij haar zichzelve heerlijk zou voorstellen, als hebbende geen vlek of rimpel, maar zijnde heilig en onberispelijk (Ef. 5 : 25— 27). Vooral in de Openbaring van Johannes is er sprake van de bruid van Christus. De bruiloft des Lams is gekomen, en zijn vrouw heeft zich zelve bereid. Haar is gegeven dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad (Openb. 19 : 7—10). De engel, die de fiool heeft, zegt tot Johannes: komt herwaarts, ik zal u toonen de bruid, de vrouw des Lams (Openb. 21 : 9). De gemeente die wacht op de komst van haar Heiland in glorie, roept als bruid: „kom Heere Jezus, ja kom haastelijk” (Openb. 22 : 17).
In het noemen der gemeente als bruid van Christus ligt uitgedrukt het innige liefdeleven tusschen Christus en zijn volk. De bruid ontvangt teedere min en heilige liefde van haar Bruidegom, en zij heeft Hem met heel haar hart lief. Het is niet zoo dat wij hier op aarde een bruidspaar zien en van bruiloftsvreugde hooren, en dat overdrachtelijk toepassen op de liefde tusschen Christus en de gemeente, want niet de aardsche bruiloft en het menschelijk huwelijk is oorspronkelijk, maar omgekeerd is Christus de eeuwige Bruidegom en de gemeente de eeuwige bruid. De bruiloft en het huwelijk op aarde is daarvan een beeld en afschaduwing. Daarom zegt de apostel van het huwelijk: deze verborgenheid is groot, ik zeg dit ziende op Christus en de gemeente (Ef. 5 : 32).
Daarom wordt de ontrouw van Israël en van de gemeente in de Heilige Schrift ook steeds een afhoereeren genoemd, want het is de ontrouw van de bruid ten opzichte van den Bruidegom. En in verband hiermede wordt ook steeds gesproken van de jaloerschheid Gods, en gezegd dat de Heere ijverig is.
In Psalm 45 wordt, bij gelegenheid van Salomo’s huwelijk met een dochter van Farao, een uitnemend bruiloftslied gegeven, dat echter gedicht is op het geestelijk huwelijk van den Bruidegom Christus met zijn Bruid, de algemeene kerk uit Joden en Heidenen. Men heeft Psalm 45 het Hooglied in het klein genoemd. In het Hooglied van Salomo wordt de liefde van Salomo en Sulamith bezongen op gansch éénige wijze, en zinnebeeldig de innige liefde tusschen Christus en de gemeente als bruid, die de ware Sulamith is. Veel inniger en heiliger dan de liefde van Salomo voor Sulamith is de liefde van den hemelschen Bruidegom voor zijn bruid op aarde.
In het Oosten was het gewoonte dat de bruid door den bruidegom gekocht werd, hetzij dat de koopsom in baar geld betaald werd, hetzij dat een moeilijke dienst verricht werd, zooals door Jacob om Rachel te verwerven, hetzij dat een gevaarlijke heldendaad vereischt werd, zooals van David om de dochter van Saul te verkrijgen. Christus heeft zijn bruid verkregen niet met goud of zilver, maar door den arbeid zijner ziel, en tot den duren prijs van zijn dierbaar bloed. Nooit werd een bruid zoo duur gekocht als de bruidskerk des Heeren.
De voorrechten van de bruid zijn vele. Zij geniet de goddelijke liefde van den hemelschen Bruidegom, en wordt door Hem trouw bewaard en koninklijk verzorgd. Van de liefde van haar Bruidegom is zij eeuwig zeker, want de Bruidegom die haar verkoren heeft (krachtens verkiezing is zij dus bruid) is onveranderlijk in zijn trouw. Hij versiert haar met al wat zij begeert en schoon en heerlijk is. Haar kleeding is van gouden borduursel, in gestikte kleederen zal zij tot den Koning geleid worden (Ps. 45 : 14, 15). Dit moet allereerst inwendig verstaan worden, want de Bruid is om haar „inwendig schoon” te roemen, en het doelt voor alle dingen op de rechtvaardigmaking en heiligmaking (Openb. 19 : 8).
Maar het doelt ten slotte toch ook op uitwendige schoonheid en heerlijkheid in de heerlijkmaking, want het nieuwe Jeruzalem daalt neder als een bruid die voor haar man versierd is (Openb. 21 : 2). Zij mag den naam des Bruidegoms dragen (Jesaja 4 : 1), heeft deel aan al zijn goederen en rijkdom, en zal eens geleid worden tot de zalige bruiloft des Lams.
Zij heeft ook plichten, en allereerst die, welke elke bruid heeft, namelijk om den hemelschen Bruidegom met heilige liefde vuriglijk te beminnen, en zich van ganscher harte aan Hem te geven. En dan heeft zij onvoorwaardelijk gehoorzaam te zijn. „Dewijl Hij uw Heere is, zoo buig u voor Hem neder” (Ps. 45 : 12). De vrouwen hebben haar eigen mannen onderdanig te zijn, gelijk de gemeente aan Christus onderdanig is (Ef. 5 : 24). Eindelijk heeft zij vurig naar den dag der bruiloft te verlangen en hartelijk daarom te bidden.
Door de bruidwervers, niet alleen door Johannes den Dooper en door Paulus, maar door alle trouwe Dienaren des Woords, wordt de gemeente toebereid om als eene reine maagd aan Christus voorgesteld te worden (2 Cor. 11 : 2). En de Bruidegom zelf is doende om haar zichzelven heerlijk voor te stellen als een gemeente die geen vlek of rimpel heeft (Ef. 5 : 27). Maar dan komt ook eens de bruiloft en het geestelijk huwelijk. Vóór die bruiloft heeft de Bruidegom zijn bruid reeds uitverkoren, en voelt de bruid zich reeds getrokken door onwederstandelijke liefdekoorden, en is er een innig liefdeleven tusschen den Bruidegom in den hemel en de bruid op aarde. Maar het geestelijk huwelijk moet volgen, en dat geschiedt na den Jongsten Dag, als het wereldgericht is gehouden en de opstanding der dooden heeft plaats gehad. Dan is de hemelsche zaligheid er ten volle voor de Bruid van Christus, die volmaakt heilig in de ziel en volkomen heerlijk in het lichaam is.
Dan is er de volkomen liefdegemeenschap en levensgemeenschap tusschen Christus en zijn bruid, en wordt de bruid vrouw. Want dan is gekomen de bruiloft des Lams, en zijne vrouw heeft zichzelve bereid (Openb. 19 : 7). Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams.