is de naam voor de mystieke leeringen in het Jodendom, die van theosofischmetafysisch-natuurfilosofischen aard zijn, maar ook vol zijn van magisch-bijgeloovige fantasieën.
De naam is sedert de 13de eeuw in zwang gekomen en beteekent wel: „overlevering”. Hakebalah beteekent eigenlijk: het tegenovergestelde zooals Buxtorf het in zijn lexicon ook vertaalt door contrarietas en oppositio, maar in Esther 9 : 23 is: wekibeel hajehoediem vertaald door en de Joden namen aan, naar welke plaats ook Gesenius verwijst voor het woord Kabbalah.
De bedoeling is, een geheimleer voor te stellen, die behalve hetgeen in den Bijbel en den Talmud geleerd wordt aan eenige bevoorrechten bekend zou zijn geweest.
De Kabbalisten doen het graag voorkomen alsof hun leer van Mozes afkomstig is en dus ook zou behooren tot de Thorah sjebaal peh = mondelinge leer. Zij noemen als eigenlijke stichters van hun leer Rabbi Ismaël ben Elisa, Rabbi Nechunjah ben Hakana en Rabbi Simeon ben Jochai, uit de eerste en tweede eeuw onzer tijdrekening, en de laatste zou dan de auteur zijn van hun beroemd boek de Sohar, ook wel genoemd de Kabbalistische bijbel.
Maar aangetoond is, dat het Kabbalisme eerst in de 7de eeuw zich begon te vertoonen en tot een middeleeuwsch systeem moet worden gerekend. Ouder dan de Sohar, dat uit de 13de eeuw is, is de Sepher Jezirah („boek der schepping”) uit 7e—9e eeuw.
De grondgedachte van Jezirah is, dat de woorden en de door de woorden aangeduide dingen een onafscheidelijke eenheid vormen en dat daarom de elementen der woorden en dat zijn de 22 letters van het Hebreeuwsch alfabet, ook de elementen der dingen zijn. Nu worden in het Hebreeuwsch de getallen door letters aangeduid. Alef is zoowel A als 1.
Zoo worden de letters naar hun getalswaarde genomen om oplossingen te vinden en die kunst heet Gematria.
In Gen. 49 : 10 staat b.v. ad Ki jabo Schilo (tot dat Silo komt). Nu hebben de letters: jabo Schiloh een getallenwaarde van 358. En die getallenwaarde heeft ook het Hebreeuwsche woord Maschiach (Messias) en daarom staat vast voor de Kabbalisten dat Jacob den Messias bedoelde.
Behalve Gematria kent het Kabbalisme ook Notarikon (afkorting) waarmede de behandeling aangeduid wordt om de letters van een woord als beginletters van een zin te beschouwen.
B.v. in Gen. 2 : 8 staat Gan Eden (hof van Eden) waarvan de grondletters zijn : G N E D N. Die letters worden nu beschouwd als beginletters van: Gaph, Nephesch, Ezem, Dadth, Netsach (lichaam, ziel, beenderen, kennis, eeuwige duur) en dus wordt in Gan Eden de uit lichaam en onsterfelijke ziel bestaande natuur der aarde gevonden.
De Kabbalisten onderscheiden ook nog Themoerah (verwisseling) om in een woord, dat verklaring behoeft, een letter te verwisselen, waardoor een nieuw en duidelijk woord ontstaat.
B.v. in Ps. 21 : 2 staat: „de Koning is verblijd over Uwe sterkte”. En dan staat er voor verblijden in het Hebreeuwsch jismach. Welke koning hier nu bedoeld is, ontdekken de Kabbalisten door letterverandering: d. i. Messias.
Vrij algemeen wordt Mozes de Leon (1250— 1305) als auteur van de Sohar genoemd. Er bestaat een uitgebreide Kabbalistische literatuur.